tot op de voeten knopen en strikken. Pas als zij groter waren,
kregen zij een soort broek, d.i. een om de benen gewonden
dijenkleed en ook andere tunieken, zoals de volwassenen. Het
kleed vertoonde vele vouwen, wanneer de gordel erom gedaan
was. Soms schortte of trok men het ook (tussen de gordel) op.
‘s Namiddags nam Jezus, na een maaltijd, afscheid van de man,
hem omarmend; de brave man weende dat hij snikte.
654.
Jezus ging met Natanael, Andreas, Jakobus, Saturninus,
Aristobolos, Tarcissus, Parmenas en nog een viertal andere
leerlingen in zuidelijke richting door dalen, twee of drie uren ver
en overnachtte in een ledige maaiershut. Deze lag op een
heuvelhelling tussen twee steden.
Fascikel 16
1046
|