| een kleine stad met name Bezek (waarover straks een woord); ik heb ze op mijn reis met de Heer in de verte zien liggen. Samaria ligt verscheidene uren ten zuidwesten van hier. Ik meen dat Abel-Mehola binnen of op de grens van de provincie Samaria ligt, doch het is door Joden bewoond304. Jezus en zijn leerlingen gingen vóór de stad op een rustplaats neerzitten305, zoals de reizigers in Palestina plachten te doen, en dan werden zij gewoonlijk door gastvrije burgers uit de stad naar hun huis gehaald. Zo geschiedde het ook hier. Voorbijgangers op de weg herkenden Jezus, die vroeger eenmaal, ik meen, ten tijde van het loofhuttenfeest, of op een ander tijdstip, hier voorbij was gekomen. (Het was het tempelwijdingsfeest van de Makkabeeën, fasc. 12, nr. 365); zij gingen het thuis vertellen en weldra kwam daar een welhebbend landbouwer met dienaars uit de stad; hij bracht Jezus en de leerlingen een teug drank met brood en honig 304 Zoals reeds gezegd in fasc. 12, nr. 366, voetnoot 133, is de juiste ligging van Abel-Mehola verloren. Ook met K.‘s aanduidingen kan men slechts de benaderende ligging vinden, nl. op de weg van Nabloes naar Skytopolis, waar deze in het Jordaandal komt bij de zuidoosthoek van het Gilboa-gebergte, waar dit zich meer naar het noorden wendt. Dit komt geheel overeen met de aanwijzingen van Eusebius en Hiëronymus, die met hun opgave in Romeinse mijlen (14-15 km ten zuiden van Skytopolis) ons toch ook niet op de juiste zekere plek brengen. Bij benadering en veronderstelling nemen wij Kh. Qaoen, zie grote kaart 2. Dit Khirbet of oude ruïne bedekt twee, zeer dicht bij elkaar gelegen tells, die 9 meter boven de Jordaanvlakte uitsteken; men vindt er zeer vele potscherven en nog enig bouwmateriaal. (Guérin, Sam. I, 282). Een paar honderd meter ten W. ontspringen twee echte bronnen. De gegevens van K. vindt men in de nrs. 368, 655, 669, 1061, 1063, maar daar nader onderzoek en vergelijking niet verder brengt, heeft het geen zin er langer bij stil te blijven. 305 Het Oosters gebruik dat reizigers zich met de avond vóór een stad neerzetten, tot iemand hen uitnodigt, vinden wij terug in Rechters, 19, 15-21: “Een oude man, van zijn akker komend en de leviet op het stadsplein ziende zitten, bood hem een onderkomen aan in zijn huis: “Vrede zij u, op mij rust de plicht u van het nodige te voorzien.” – en hij bracht hem in zijn huis.” Fascikel 16 1050 |