| Ik vernam hieromtrent dat in dat vroegste tijdperk ook de dochters die van zuiverder afkomst van Abraham waren, op hun lichaam een teken ontvingen en wel op de 25e dag na hun geboorte. Dit teken moest hen en ook de anderen er aan herinneren dat zij heilige vaten van Gods volk waren. Dit gebruik duurde echter niet zeer lang; reeds lang vóór de uittocht uit Egypte bestond het niet meer. Wanneer dan zulk een Kanaänietische dochter met een jongen uit het geslacht van Abraham huwde, prentte men haar vooraf, naar ik zag, een onuitwisbaar teken op de harteput in. Die tekens waren niet altijd dezelfde; nu waren het gehele lijnen, dan weer afzonderlijke letters; het was als ontvingen zij daardoor het stempel van hun afkomst of het wapen van Abraham, maar dit weet ik niet meer nauwkeurig. 661. Het teken van het Verbond tussen God en Abrahams geslacht was niet als een geheel nieuw teken door God gegeven zonder meer (überhaupt), of zonder bijzondere reden, maar als eeuwig heilig teken van het Verbond van God met Abrahams nakomelingschap als zijn volk. God had dit teken tot een soort sacrament verheven. Ook verscheidene andere volken en stammen hadden reeds dit teken, doch louter als een merkteken, als een bewijs van hun zuivere oorsprong, zonder dat het voor hen, zoals bij de Israëlieten, een allerheiligste goddelijke wet was, die verplichtte op straf van uitstoting uit het volk (cfr. Gen. 17, 14). Alzo bestond ook reeds de doop vóór Christus, als een zinnebeeldige reiniging bij de Joden en ook bij andere volken, eer de Verlosser hem tot het sacrament van de wedergeboorte in het Nieuw Verbond verhief. Ik vernam dus dat het teken van het Verbond tussen God en Abraham reeds vroeger bij verscheidene andere volken bestond, en wel in priestergeslachten, b.v. in Egypte en ook in Chaldea. (Dit alles zijn geschiedenisfeiten, die wij, om niet al te uitvoerig te  worden, niet zullen aantonen; men kan nazien D.B. Circoncision,  Bijbels Woordenboek, Doopsel).   Fascikel 16 1064 |