‐
“Zo stond in Dina, de Samaritaanse vrouw, de ganse Samaritaanse
sekte vóór haar Verlosser, afgescheiden als ze was van het geloof
van Israël en van de bron van het levende water.” (fasc. 15, nr. 544).
‐
“Zo zijn in de geschiedenis van Magdalena de bekeringen begrepen
van vele zondaressen, die Jezus bekeerde; ze zijn in het Evangelie
door Magdalena vertegenwoordigd en zo is uit de evangeliën al het
overtollige of dubbele geweerd.”
(Uit nr. 847, naar de zin geciteerd).
De ene bekering was meer sensationeel; een andere onopvallend.
Van beide soorten bevat deze aflevering van Emmanuel een voorbeeld.
De lezer zal deze verhalen met ontroering doornemen.
‐
Het geldt de bekering van een vrouw Mara of Maria, die door K. ‘de
sufanietin’ bijgenoemd wordt, nr. 679, enz. en
‐
de bekering van Abigaïl, de verstoten vrouw van Filippus, nr. 714 en
vlg.
Hij moge met niet minder belangstelling
‐
de mooie geschiedenis van Job door K. als het ware uit de mond van
Jezus zelf vernemen (nr. 664 en vlg.);
‐
Jezus’ handelingen volgen te Abel‐Mehola, naar aanleiding waarvan
K. treffende beschouwingen maakt over de gemengde huwelijken;
‐
voorts de leer in overweging nemen die Jezus te Bezek zowel de
kinderen als de volwassenen voorhoudt.
‐
Hij zij te Ramot de verbazende getuige van het feest dat er ter ere
van Jefte en zijn dochter gevierd wordt, van het toneelstuk dat hun
geschiedenis voorstelt.
Kortom, alles in deze aflevering verdient de aandacht van de lezer.
***
Fascikel 17
1071
|