Toen hij na vele lotgevallen reeds voor de 3e keer van woonplaats
veranderd was, had hij nog 3 andere vrouwen, eveneens uit het
geslacht van Faleg. Één van deze schonk hem een zoon, wiens
dochter weer met een afstammeling van Faleg huwde en een
dochter ter wereld bracht, die de moeder van Abraham werd.
Job was dus de overgrootvader van de moeder van Abraham (of
haar voorvader in het 4e geslacht)311.
311 Job, de jongste van 13 broeders. –
Ter verduidelijking van Katarina’s mededelingen over het geslacht van Job,
laten wij hier een soort stamboom volgen. Volgens Lk. 3, 34-36; Gen. 10,
22-28; 11, 10-32; I Kron. 1, 17-27 bekomen wij deze geslachtslijst:
Op Sem volgden: Arpaksad, Kaïnan, Sala en Eber.
Katarina vermeldt herhaaldelijk Eber, als de oerstamvader der Joden.
Afkomstig van deze naam zijn de woorden Hebreeër, hebreeuws, enz.
Met Eber of Heber begint een dubbele geslachtslijst;
de H. Schrift geeft de 1e volledig; de 2e wordt door K. aangevuld.
(H)EBER
verwekt
FALEG
en
JOKTAN
RAGAOE
en
JOBAB = JOB, 13e zoon van Joktan,
die alle 13 in de Schrift genoemd zijn.
SEROEG
en
ZOON, uit een latere vrouw.
NACHOR
en
DOCHTER + man uit de stam van Faleg.
TARA,
+
DOCHTER, die vrouw van Tare en
vader van
moeder van Abraham werd.
ABRAHAM
De 13 zonen van Joktan zijn: Almodad, Sjelef, Chasarinawet, Jerach,
Hadoram, Oezal, Dikla, Ebal, Abimaël, Sjeba, Ofir, Chawila en Jobab.
Die Jobab uit de 2e lijst is volgens K. de beroemde heilige man Job.
Fascikel 17
1074
|