Na zijn 1e beproeving trok hij zuidwaarts op het gebergte
(de Kaukasus), waar hij zich opnieuw op de landbouw toelegde en
waar hij nogmaals alle voorspoed genoot. Hier begon hij zich met
zijn volk reeds meer aan te kleden en zij brachten de toestand van
hun materieel bestaan op een beter peil.
Hier verwierf Job de achting van een koning en met kamelen en
een talrijk gevolg leidde hij een koningsbruid naar Egypte.
In dit land verbleef hij wel 5 jaren (zie fasc. 7, nr. 192), en genoot
er grote eer en aanzien. De Egyptenaren waren wreed en zij
wierpen, geloof ik, kinderen als offergaven in gloeiende
afgodsbeelden; ik vermoed dat Job het geluk had de Egyptenaren
van dit onmenselijk gebruik af te doen zien, maar nadien
vervaardigden zij die wondere ossenbeelden (ibid.).
Toen Job na een vijfjarig verblijf in Egypte huiswaarts keerde,
trof hem de 2e ramp.
***
Na 12 jaren rust en nieuwe voorspoed overviel hem de 3e ramp,
meer ten zuiden, in een vlak land; dit lag, van Jericho uit, recht
naar het oosten, en daar had hij zijn nieuw verblijf gevestigd;
dit land bracht ook wierook en mirre voort; er bestond daar een
goudmijn en men bewerkte metalen; ik geloof dat die landstreek
hem na zijn 2e beproeving gegeven was, omdat men hem overal
om zijn grote gerechtigheid, vroomheid, wijsheid, beschouwing
en wetenschap vereerde en beminde.
Hier had hij zich opnieuw aan de landbouw overgegeven.
Op een vruchtbare hoogte liepen allerhande edele diersoorten in
het wilde, ook kamelen en men ving ze daar, zoals bij ons de
wilde paarden in de heide. Zijn landbouw floreerde hier
nogmaals buitengewoon. Job werd hier zeer rijk en bouwde een
Fascikel 17
1080
|