dat de Farizeeën onder mekaar mompelden dat Hij zichzelf voor
de Messias uitgaf.
Dan las Jezus verder: “Jeruzalem moet van zijn
dronkenschap ontwaken324; de gramschap is voorbij,
de genade is gekomen (Jes. 51, 17-21).
De onvruchtbare synagoge heeft niemand opgewekt of
voortgebracht, die het arme volk hogere leiding
opwaarts geeft (Jes. 51, 18).
Doch nu moeten de misleiders, de schijnheiligen en
verdrukkers gestraft en zelf onderdrukt worden (Jes.
51, 22 ).
Jeruzalem moet zich oprichten en Sion ontwaken (Jes.
52, 1).”
Dit alles legde Hij in de geestelijke betekenis uit, paste
het toe op de vrome en heilige zielen, op de
boetvaardigen, op hen die nu door de Jordaan van
de doop in het Beloofde Land van Kanaän, in het
Rijk zijns Vaders zouden binnengaan.
zal leven.
Nu, voedsel nuttigt men met de mond; langs de mond stilt het de honger.
Een open mond is het beeld van de honger en het verlangen:
Open uw mond en Ik zal hem vullen (Ps. 81).
Wie de Messias aanneemt, heeft Hem in zijn mond en is verzadigd en
zal niet sterven, zelfs niet in eeuwigheid. “Voor u, volk van Israël is het
woord (de openbaring, de Wet) heel dichtbij; het is in uw mond en uw hart,
zodat gij het ook kunt volbrengen.” (Deut. 30, 14). Van onze kant is
aanvaarding nodig.
324 Jeruzalem moet van zijn dronkenschap ontwaken. – Jesaja is de
troostende, de blijde-boodschap-brengende profeet, de jubelende profeet.
God heeft de ontrouw van zijn volk, zo striemend gestraft en het met de
uitwerkselen van zijn gramschap zo verzadigd en bedwelmd, dat het geheel
dronken, bewusteloos is van miserie en ellende.
“Bezin u, roept de profeet het volk toe, ontwaak uit die dronkenschap, Gods
toorn is voorbij, de Messias komt verlossen, troosten, helpen, verrijken, enz.“
Fascikel 17
1100
|