8. Zes dagen lang zult gij ongezuurde broden eten en op de zevende dag zal er een feestelijke
vergadering zijn ter ere van de HERE, uw God; dan zult gij geen werk doen.
9. Zeven weken zult gij tellen: van dat de sikkel voor het eerst in het staande koren geslagen
wordt, zult gij zeven weken beginnen te tellen.
10. Dan zult gij het feest der weken vieren ter ere van de HERE, uw God, naar de mate van de
gaven, die gij vrijwillig geven zult, naar dat de HERE, uw God, u gezegend heeft;
11. gij zult u verheugen voor het aangezicht van de HERE, uw God, gij met uw zoon en uw
dochter, uw dienstknecht en uw dienstmaagd, met de Leviet, die binnen uw poorten woont, en
met de vreemdeling, de wees en de weduwe, die in uw midden zijn, op de plaats die de HERE,
uw God, verkiezen zal om zijn naam daar te doen wonen.
12. Gij zult gedenken, dat gij een dienstknecht geweest zijt in Egypte en gij zult deze
inzettingen naarstig onderhouden.
13. Het loofhuttenfeest zult gij zeven dagen vieren, wanneer gij de opbrengst hebt ingezameld
van uw dorsvloer en van uw perskuip.
14. Gij zult u verheugen op uw feest, gij met uw zoon en uw dochter, uw dienstknecht en uw
dienstmaagd, met de Leviet, de vreemdeling, de wees en de weduwe, die binnen uw poorten
wonen.
15. Zeven dagen zult gij feest vieren ter ere van de HERE, uw God, op de plaats die de HERE
verkiezen zal; want de HERE, uw God, zal u zegenen in heel uw oogst en in al het werk uwer
handen, zodat gij waarlijk vrolijk kunt zijn.
16. Driemaal per jaar zal ieder die onder u van het mannelijk geslacht is, voor het aangezicht
van de HERE, uw God, verschijnen op de plaats die Hij verkiezen zal: op het feest der
ongezuurde broden, op het feest der weken en op het loofhuttenfeest. Maar hij zal dan niet met
lege handen voor het aangezicht des HEREN verschijnen:
17. ieder naar zijn vermogen, naar de zegen die de HERE, uw God, u gegeven heeft.
Rechtvaardige rechtspraak
18. Rechters en opzieners zult gij aanstellen in al de steden die de HERE, uw God, u geven zal,
naar uw stammen; zij zullen het volk berechten met een rechtvaardige rechtspraak.
19. Gij zult het recht niet buigen; gij zult de persoon niet aanzien en geen geschenk aannemen;
want een geschenk verblindt de ogen der wijzen en verdraait de woorden der onschuldigen.
20. Gij zult alleen gerechtigheid najagen – opdat gij moogt leven en het land bezitten, dat de
HERE, uw God, u geven zal.
Geen heidense praktijken – Geen gebrekkige offerdieren
21. Gij zult u geen gewijde paal noch enig geboomte planten naast het altaar van de HERE, uw
God, dat gij u maken zult.
22. Gij zult u ook geen gewijde steen oprichten, hetgeen de HERE, uw God, haat.
***
Deuteronomium 17
1. Gij zult voor de HERE, uw God, geen rund en geen stuk kleinvee slachten, waaraan een
gebrek is, iets, dat niet deugt; want dat is een gruwel voor de HERE, uw God.
Straf op afgoderij
2. Wanneer in uw midden in een der steden, die de HERE, uw God, u geven zal, een man of een
vrouw aangetroffen wordt, die doet wat kwaad is in de ogen van de HERE, uw God, door zijn
verbond te overtreden;
3. die andere goden gaat dienen en zich daarvoor nederbuigt, voor de zon of de maan of heel
het heer des hemels, wat Ik verboden heb;
4. en het wordt u meegedeeld en gij hoort daarvan, dan zult gij dit terdege onderzoeken. Als
het dan waar blijkt, als het feit vast staat, als deze gruwel in Israël bedreven is,
Fascikel 17
1104
|