De krijgsgevangen vrouw
10. Wanneer gij uittrekt ten strijde tegen uw vijanden en de HERE, uw God, hen in uw macht
geeft en gij uit hen gevangenen maakt,
11. en gij ziet onder de gevangenen een vrouw, schoon van gestalte, zodat gij behagen in haar
hebt en haar tot vrouw wilt nemen,
12. dan zult gij haar in uw huis brengen; zij zal haar hoofdhaar afscheren, haar nagels knippen,
13. het kleed, dat zij bij haar wegvoering droeg, afleggen en in uw huis blijven om haar vader
en moeder een volle maand te bewenen; daarna moogt gij tot haar komen en haar huwen,
zodat zij uw vrouw wordt.
14. Hebt gij geen behagen meer in haar, dan zult gij haar laten gaan, waarheen zij wil; gij
moogt haar in geen geval voor geld verkopen; gij moogt haar niet als slavin behandelen – want
gij hebt haar gedwongen.
Het eerstgeboorterecht
15. Wanneer een man twee vrouwen heeft, van wie hij de ene bemint en de andere niet, en zij
hebben hem zonen gebaard, zowel de beminde als de niet-beminde, en de eerstgeboren zoon is
van de niet-beminde,
16. dan mag hij, wanneer hij zijn bezit aan zijn zonen vermaakt, aan de zoon der beminde niet
het eerstgeboorterecht geven ten nadele van de zoon der niet-beminde, de eerstgeborene.
17. Maar de eerstgeborene, de zoon van de niet-beminde, moet hij erkennen door hem een
dubbel deel te geven van alles wat het zijne zal blijken te zijn, want deze is de eersteling van
zijn kracht: hem behoort het eerstgeboorterecht.
De weerspannige zoon
18. Wanneer een man een weerbarstige, weerspannige zoon heeft, die naar zijn vader en
moeder niet wil luisteren, en hun niet gehoorzaamt, hoewel zij hem tuchtigen,
19. dan zullen zijn vader en moeder hem grijpen en naar de oudsten van zijn stad brengen, in
de poort van zijn woonplaats,
20. en zij zullen tot de oudsten van zijn stad zeggen: Deze zoon van ons is weerbarstig en
weerspannig, hij wil naar ons niet luisteren, hij is een doorbrenger en een drinker.
21. Dan zullen alle mannen van zijn stad hem stenigen, zodat hij sterft. Zo zult gij het kwaad
uit uw midden wegdoen; geheel Israël zal dit horen en vrezen.
Begrafenis na de doodstraf
22. Wanneer iemand een zonde begaat, waarop de doodstraf staat, en hij wordt ter dood
gebracht en gij hangt hem aan een paal,
23. dan zal zijn lijk gedurende de nacht niet aan de paal blijven, maar gij zult hem dezelfde dag
nog begraven, want een gehangene is door God vervloekt en gij zult het land dat de HERE, uw
God, u als erfdeel geven zal, niet verontreinigen.
Uit: NBG-vertaling 1951
Hij sprak over Joannes en de Messias, noemde de
kentekenen van de Messias op en leerde hier nu op
een andere wijze dan gewoonlijk (minder in
beeldspraak of bedekt), want Hij zei zeer duidelijk
dat Hij de Messias was, en dit zonder terughouding,
omdat velen onder de aanwezigen door de prediking
en het getuigenis van Joannes er reeds voldoende op
Fascikel 17
1110
|