Jezus te Ennon. – Maria van Sufa.
679.
9 september = 17 Eloel. –
Jezus is pas omstreeks de middag te Ennon aangekomen. Hij
had ‘s morgens nog geleerd; zijn toespraak bestond
hoofdzakelijk in een herhaling van zijn laatste
lering over Joannes en de Messias, die Hij te Bezek had
gehouden. Hierop zette Hij zijn weg naar Ennon voort, en kwam
er, zoals gezegd, ‘s middags aan.
Te Ennon was een samenloop van ontelbare mensen; de bewoners
en karavaanreizigers van de overzijde zijn er nog bijgekomen.
De heidenen legerden tussen de heuvel waarop Ennon ligt en de
Jordaan. Te Ennon waren een tiental Farizeeën, de enen uit de
stad, de overigen uit andere plaatsen en onder hen was ook de
zoon van Simon van Betanië. Onder hen waren enige verstandige
en fatsoenlijke mensen.
Ik heb Ennon nu beter gezien dan eenmaal vroeger, toen ik het
van de zuidkant benaderde; aan deze kant staan niet zoveel
huizen. Op de noordhelling echter van de heuvel strekt zich
Ennon afwaarts uit als een kleine stad; het heeft vele mooie
huizen en ze staan als rond lustkastelen gegroepeerd.
Aan deze zijde was vóór de stad de afloop van de bron van de
doopvijver, die ten oosten van de heuvel lag. Ik heb vroeger
gezegd (zie fasc. 14, nr. 516) dat ze door een uitgewelfd kanaal
dwars door de heuvel geleid wordt (door een kanaal uit de schoot
van de heuvel komt, van onder de plaats waar Joannes leert, zie
kaart).
Fascikel 17
1119
|