Ik zag uit de zaal vele nieuwsgierigen, de Farizeeën en ook vele
vrouwen naar de genezingen toezien. Omdat er onder de
Farizeeën rechtschapen mannen waren en enigen van hen Hem
met gemeende eerbied en beleefdheid ontvangen hadden, had
Hij hun meer achting betoond dan aan de Farizeeën
in andere steden; Hij wilde zodoende meteen het
verwijt logenstraffen dat Hij zich slechts met
tollenaars, zondaars en bedelaars inliet. Hij wilde
laten zien dat Hij hen niet minachtte, maar alle eer
gunde, indien zij zich menselijk, behoorlijk en niet
vijandig gedroegen. Daarom legden zij hier een grote ijver
aan de dag om de orde te helpen handhaven en Jezus liet hen
begaan.
Maria de Sufanietin.
Terwijl Jezus de zieken aan het genezen was, zag ik nu door de
achterdeur van de grote zaal een schone, zonderling geklede jonge
vrouw van middelbare leeftijd binnenkomen. (Jezus was
ondertussen, naar het schijnt, reeds in de zaal gekomen en ging
daar door met het genezen van zieken.)
(Nu komt weer de naaister aan het woord:)
Ze had het hoofd en de haren omwonden met een dunne sluier die
met parelen doorvlochten was. Een jak of vest bedekte haar
bovenlijf van de hals tot de heupen. Het sloot tegen het lijf aan,
liep hartvormig uit en was open aan de zijden. Zulke jakken
werden als een scapulier (fasc. 1, nr. 6, voetnoot 16) over de
schouders gehangen, om het lijf onder de armen samengetrokken
en strak om de heupen gespannen met riemen die van de rug naar
voren liepen. Dit schouderkleed was om de hals en borst versierd
met linten, strikken en parelen. Van dit jak daalde een eerste
gekroesde of in vouwen gelegde rok tot halfwege de kuiten neer,
en onder deze een tweede gelijke rok die dieper, tot op de enkels
neerdaalde; deze beide rokken waren van fijne, witte wol en met
Fascikel 17
1122
|