broer Esaü ontmoette. Het dal maakte daar een bocht.
Spijts dit laatste gegeven is de juiste plek niet te bepalen.
Na nog een eind oostwaarts gegaan te zijn, kwam Jezus terug op de
zuidzijde, niet ver onder de vereniging van twee beken met de Jabbok,
misschien wel de twee die op onze schets aangetekend zijn en gaat
nogmaals een klein uur oostwaarts.
332 Nu heeft Hij vóór zich in het oosten de hooggelegen stad Ramot-Gilad en
achter zich in het westen het woud Efraïm. Twee voorname plaatsen.
We zeggen er een woordje over, heel kort terwille van eenvoudige lezers,
die minder tijd en belangstelling hebben voor Bijbelkwesties.
***
Woud Efraïm – stad ES-SALT. – De aanwijzing van de zienster
vereenvoudigt en verduidelijkt volkomen de hoofdstukken 17 en 18 van het
2e boek Samuël …
Het woud Efraïm was het strijdtoneel van de beslissende veldslag in de
oorlog van de opstandige kroonpretendent Absalom tegen zijn vader David.
Op de vlucht gedreven raakte Absalom met zijn haarbos vast in een laag
uitgestrekte tak van een boom, waar hij door Joab met pieken doorstoken en
gedood werd. Men kent Davids bittere weeklachten onder deze dood.
Het is zeker dat de beide legers ten oosten van de Jordaan kampeerden; de
H. Schrift vermeldt het uitdrukkelijk: “Zo was David reeds te Mahanaïm
aangekomen, toen Absalom de Jordaan overstak … De Israëlieten die
Absalom volgden sloegen hun kamp op in het land Gilad.” (II Sam. 17, 24-
26).
Hier is door ‘Gilad’ hoogst waarschijnlijk niet het hele land Gilad te verstaan,
maar de stad Gilad met het omliggend gewest. Van deze stad Gilad blijft
nog het dorp Gilad over. In een kring die zich rond deze stad uitstrekte
verder naar het oosten en het zuiden dan naar het noorden en het westen
lag het woud Efraïm. In het zuidoosten reikte het zelfs, volgens de zienster,
tot bijna tegen Jazer (Kh. Sâr) waar Joakim zijn verste weiden had.
Fascikel 17
1139
|