Hier, ten oosten van het woud Efraïm, op een berg boven het dal
ligt Ramot-Gilad333. (Deze korte aanduidingen zijn goud waard).
Zo lagen, gelijk men op de kaart ziet, beide legers vlak tegenover elkaar,
doch door de Jabbokvallei van elkander gescheiden.
Vele schriftuurverklaarders, die geen woud Efraïm ten oosten van de
Jordaan aannemen, veronderstellen dat na menige krijgsoperatie Absalom
naar de westkant van de Jordaan teruggekeerd was en daar ergens in een
woud in de stam Efraïm legerde; ze geloven dat de twee legers door de
Jordaanvallei gescheiden waren. Immers, een paar uitdrukkingen in het
verhaal worden nagenoeg gemeen vertaald door ‘Jordaanvallei’, ofschoon
deze betekenis geenszins zeker is en ook door een goed Palestinoloog in
D.B. Ephraïm (Forêt d’) in twijfel getrokken wordt. En terecht! want men
moet er onder verstaan: de Jabbokvallei.
Zo verdwijnen, dank zij K.’s aanwijzing van de ligging van het woud Efraïm,
alle moeilijkheden in de interpretatie van II Samuel, 17 en 18.
***
Misschien heeft de stad Es-Salt aan het woud Efraïm zijn naam te danken;
het schijnt dat ‘Salt’ van het Latijnse ‘Saltus’, d.i. ‘woud’ afkomstig is.
De stad Es-Salt lag dan waarschijnlijk aan de westrand van het woud.
Die bergstreek is tot in de 19e eeuw altijd licht bebost geweest. Dan hebben
de Tjerkesen de grootste bomen ongenadig uitgeroeid en nu ziet men er nog
slechts klein eikenhout (cfr Guide. 389).
***
333 Ramot-Gilad = Mizpa. –
Het heeft ook Mizpa geheten, zegt K. “Jefte was van Ramot-Gilad dat ook
Mizpa heette.”
Dit stemt met de H. Schrift overeen: “Jefte kwam dan te Mizpa thuis.” (Recht.
11, 34).
In Jos. 13, 26 heet het: Ramot-Mizpa; in Jos. 20, 8 en 21, 38 en Deut. 4, 43:
Ramot-Gilad.
-
Ramot = hoogte;
-
Mizpa = uitkijkplaats, observatiepost op een hoogte.
Het is een levietenstad (Jos. 21, 37). Ook K. vermeldt er de levieten; het is
een van de 6 grote toevluchtsteden, juist tegenover de toevluchtstad Sikem,
in Westjordaanland, gelegen (Deut. 4, 43; Jos. 20, 7-8).
Het is een grensstad van de stam Gad (Jos. 20, 8; 13, 26): “De Gadieten
kregen als gebied de helft van het land der Ammonieten tot Aroër, dat
Fascikel 17
1140
|