695.
De moeder van Jefte was een heidin die Jodin geworden was; zijn
vrouw was de dochter van een man, die de buitenechtelijke zoon
was van heidense en joodse ouders.
Gedurende zijn ballingschap was zijn dochter niet met hem in het
land Tob geweest, maar ze was al die tijd te Ramot gebleven,
waar ondertussen haar moeder gestorven was. Na door zijn
landgenoten uit Tob teruggeroepen te zijn, was Jefte nog niet in
zijn geboortestad geweest (Recht. 11, 11). In het kamp vóór
Mizpa hadden de onderhandelingen plaats gehad en onmiddellijk
na het akkoord had hij volk verzameld.
Hij had zijn huis en zijn dochter nog niet gezien. Bij het
uitspreken van zijn belofte dacht hij niet aan haar, maar aan
de andere huisgenoten die hem miskend en verdreven hadden,
en daarom strafte hem God.
Nog 4 dagen duurde het feest voort, dat door Jezus hier
bijgewoond werd (Recht. 11, 40).
Jezus gaat tot de heidenen.
696.
12 september. –
Heden zeer vroeg zag ik Jezus met zijn leerlingen naar de
heidense wijk van Ramot gaan; zij ontvingen Hem daar met groot
eerbetoon aan de ingang van hun straat. Niet ver van hun tempel
bezocht Hij hun leerplaats en daar werden verscheidene zieken en
grijsaards tot Hem gebracht en Hij genas hen.
Zij die Hem ontboden hadden, schenen geleerden, priesters en
wijsgeren te zijn; zij wisten ook iets af van de reis der H.
Driekoningen, en dat de geboorte van de Koning der Joden hun in
de sterren geopenbaard was, want zij waren bijna van hetzelfde
geloof, onderzochten en vereerden ook de sterren. Ook stond niet
Fascikel 17
1156
|