ver van hier op een heuvel een soortgelijke observatiepost, gelijk
ik er een in het land van de H. Driekoningen gezien had, waarop
zij de sterren waarnamen; zij hadden lang naar grondiger
onderricht getracht en nu ontvingen zij het van Jezus zelf.
Hij sprak hun zelfs zeer diepzinnig over de H. Drie-
eenheid en onder zijn woorden troffen mij vooral
deze: “Drie zijn er die getuigenis geven: het water, het
bloed en de Geest en deze drie zijn tezamen één.” (I
Joa. 5, 6-8).
Hij sprak ook:
-
over de zondeval van de eerste mensen,
-
over de beloofde Verlosser en veel over de leiding
van het mensdom (door de Voorzienigheid),
-
over de zondvloed,
-
de tocht door de Rode Zee en de Jordaan,
waaraan Hij zijn leer over de doop vastknoopte.
Voorts zei Hij hun dat de Joden het Beloofde Land
niet geheel ingenomen hadden en dat vele heidenen
hun invasie tot op heden overleefd hadden, maar dat
HIJ nu dátgene, wat zij overgelaten hadden, bij zijn
Rijk kwam inlijven, evenwel niet met het zwaard,
doch met het wapen der liefde en der genade.
697.
Door zijn rede ontroerde Jezus er velen in het diepste van hun ziel
en Hij zond ze naar Ennon ten doop. Doch aan 7
ouden van dagen, die niet zover konden gaan, liet
Hij twee leerlingen de doop toedienen. Er werd een
bekken gebracht en vóór hen geplaatst en de dopelingen zelf
traden in een badvijver of waterbak er naast, zodat zij tot aan de
knieën in het water stonden. Boven het waterbekken werd een
balie aangebracht en zij leunden daarop. Twee leerlingen legden
de dopelingen de handen op de schouders en Mattias (= Eliakim,
Fascikel 17
1157
|