background image
Naar de koepel leidt een trap die in één van de zuilen verborgen
is. Om de koepel slingert zich een opstijgende wenteltrap tussen
(of langs) taferelen, die de zegepraal van Jefte in figuren ter
grootte van een kind, voorstellen. Dit beeldwerk is van dunne,
blinkende materie als van metaalplaten. De koepel heeft
openingen, zodat de figuren in het tempeltje schijnen neer te zien.
Boven gekomen staat men op een ronde metalen plaat en in het
midden hiervan verheft zich een stang met sporten door de
opening van het tempeldak heen, waarboven ze uitsteekt. Als
men op deze stang door de dakopening tot buiten klimt, kan men
de stad en het hele gewest tot ver in het rond overzien. De plaat,
waarop men dan stond, was rondom de stang zo breed dat twee
dochters er op, hand aan hand, terwijl de ene zich aan de stang
vasthield, in een cirkel er om heen konden gaan.
In het midden van dit tempeltje bevond zich op een voetstuk de
figuur van Jefte’s dochter in zittende houding. Het beeld was van
wit marmer; de stoel waarop de figuur zat, was eveneens van
marmer en de figuur was zo gezeten, gelijk Jeftias vóór haar
slachtoffering gezeten was. Haar hoofd reikte tot in de eerste
winding of kronkel van de slakvormige koepel. Rondom deze
figuur was zoveel ruimte, dat wel drie mensen naast elkander er
konden rondgaan.
699.
De zuilen van het tempeltje waren met mooi traliewerk
verbonden; het buitenste was van bontgeaderde steen van
verschillende kleuren. De slingergang om de koepel werd met
elke winding of omloop witter. In de tempel rondom dit
gedenkstuk vierden de jonge dochters heden het feest van Jeftias,
wier standbeeld met de ene hand een doek tegen de ogen hield, als
weende zij, en in de andere die neerhing, iets als een afgebroken
tak of bloem hield (zinnebeeld van een gebroken, afgesneden
leven).
Ook heden was de feestviering bij de jonge dochters zeer goed
geregeld. Nu spanden zij voorhangsels van de rondmuur des
Fascikel 17
1160