705.
14 september; Sabbat. –
Jezus leerde heden in de school verder over de
geboden van Mozes.
Daarna genas Hij zieken in de stad en ging na de sabbat
in de herberg van de heidenen, die Hem door zijn leerlingen
dringend hadden laten uitnodigen. Zij ontvingen Hem met grote
ootmoedigheid en liefde. Hij sprak hun over de roeping
van de heidenen en zei dat Hij nu de heidenen kwam
veroveren, die Israël niet onderworpen had.
Zij ondervroegen Hem nopens de vervulling van zekere
profetieën, o.m. dat de scepter ten tijde van de Messias zou
weggenomen zijn. (Gen. 49, 10). Hij gaf hun de verlangde
uitleg.
Zij wisten ook iets van de H. Driekoningen en gaven hun
verlangen naar de doop te kennen. Jezus legde hun nu de
doop uit en stelde hun deze voor als een
voorbereiding voor hen op hun deelname aan het
Rijk van de Messias.
Deze goedgezinde heidenen waren doortrekkende reizigers, die
hier een paar weken bleven liggen en op aansluiting bij een
karavaan wachtten. Het waren vijf families, in totaal 35 mensen;
zij konden niet ten doop naar Ennon trekken, uit vrees de
karavaan te missen; ze vroegen Jezus ook waar ze best zouden
gaan wonen en Hij wees hun een plaats aan.
Tegen de heidenen heb ik Hem nooit over de
besnijdenis horen spreken, maar wel over de
onthouding en dat zij zich met één vrouw tevreden
moesten stellen.
Fascikel 17
1179
|