background image
55. zodat hij geen van hen iets zal willen geven van het vlees zijner kinderen, die hij eet, omdat
uw vijand hem niets anders overgelaten heeft, in de benardheid en benauwdheid, waarmede
deze u in al uw steden kwellen zal.
56. De verwekelijkte en verwende vrouw onder u, die van verwendheid en wekelijkheid het
nooit gewaagd heeft haar voetzool op de grond te zetten, zal haar eigen man noch haar zoon
en dochter iets gunnen,
57. zelfs niet de nageboorte uit haar schoot noch de kinderen, die zij baart, want bij gebrek aan
alles zal zij die in het geheim eten, in de benardheid en benauwdheid, waarmede uw vijand u in
uw steden kwellen zal.
58. Indien gij niet naarstig onderhoudt al de woorden der wet, die in dit boek geschreven zijn,
en gij niet deze heerlijke, geduchte Naam, de HERE, uw God, vreest,
59. dan zal de HERE u en uw nageslacht ongemeen zwaar tuchtigen met felle, aanhoudende
slagen en boze, aanhoudende ziekten.
60. Hij zal alle kwalen van Egypte, waarvoor gij bevreesd zijt, weer over u brengen, zodat zij
aan u kleven.
61. Ook allerlei ziekten en slagen, die in het boek van deze wet niet beschreven zijn, zal de
HERE over u doen komen, totdat gij verdelgd zijt.
62. Met weinigen zult gij overblijven, terwijl gij talrijk geweest zijt als de sterren des hemels –
omdat gij niet geluisterd hebt naar de stem van de HERE, uw God.
63. Zoals de Here er behagen in had om u wèl te doen en u talrijk te maken, zo zal de HERE er
behagen in hebben om u te gronde te richten en te verdelgen; en gij zult weggerukt worden uit
het land, dat gij in bezit gaat nemen.
64. De HERE zal u verstrooien onder alle natiën van het ene einde der aarde tot het andere;
aldaar zult gij andere goden dienen, die noch gij noch uw vaderen gekend hebben: hout en
steen.
65. Gij zult onder die volken geen rust vinden noch een rustplaats voor uw voetzool; de HERE
zal u daar een bevend hart geven, ogen vol heimwee en een kwijnende ziel.
***
Deuteronomium 29
Vernieuwing van het verbond met God
1. Dit zijn de woorden van het verbond dat de HERE Mozes geboden heeft met de Israëlieten te
sluiten in het land Moab, naast het verbond dat Hij met hen bij Horeb gesloten had.
2. Mozes dan riep geheel Israël tot zich en zeide tot hen: Gij hebt alles gezien wat de HERE in
het land Egypte voor uw ogen Farao, al zijn dienaren en zijn gehele land heeft aangedaan:
3. de grote beproevingen, die gij met eigen ogen gezien hebt, die grote tekenen en wonderen.
4. Doch de HERE heeft u geen hart gegeven om te verstaan of ogen om te zien, of oren om te
horen, tot op de huidige dag.
5. Veertig jaar liet Ik u door de woestijn trekken; de klederen die gij droegt, zijn niet versleten
evenmin als de schoenen aan uw voeten.
6. Brood hebt gij niet gegeten, wijn of bedwelmende drank niet gedronken – opdat gij zoudt
weten, dat Ik de HERE, uw God, ben.
7. Toen gij op deze plaats gekomen waart, trokken Sichon, de koning van Chesbon, en Og, de
koning van Basan, ten strijde tegen ons op, en wij versloegen hen,
8. veroverden hun land en gaven dat tot een erfdeel aan Ruben, Gad en de halve stam
Manasse.
9. Onderhoudt dan naarstig de woorden van dit verbond, opdat gij voorspoedig alles volbrengen
moogt wat gij doet.
10. Allen staat gij heden voor het aangezicht van de HERE, uw God: uw aanvoerders, uw
stamhoofden, uw oudsten en uw opzieners, alle mannen van Israël;
11. uw kinderen, uw vrouwen en de vreemdelingen in uw legerplaats, zelfs uw houthakkers en
waterputters,
Fascikel 17
1204