Openbaar Leven van Jezus
Hoofdstuk X –
Missie-reis in Perea (vervolg).
De vorige aflevering van Emmanuel eindigt met de beschrijving door K.
Emmerick van het beeld van de afgod Molok. Het is treffend hoe dit
klopt met de trekken van beschrijving die de rabbijnse litteratuur ons
over de afgod Molok heeft nagelaten. Hier kan de aandachtige lezer
nog eens nagaan hoe trouw en levenswaar de visioenen van K.
Emmerick zijn: wat zij vertelt heeft zij gezien.
Wij lezen o.m. in D.B. bij het trefwoord MOLOCH: “De rabbijnen hebben
zijn beeld beschreven met een stierkop (Jalkoet).”
De joodse exegeet Kimchi beweert in zijn commentaar op II Kon. 23, 10,
dat buiten Jeruzalem een bronzen, hol beeld van Moloch stond. Van
binnen waren er zeven compartimenten.
Ook volgens Rasji (commentaar Jer. 7, 31) was het beeld van Moloch hol
en van brons; men deed het gloeien en wierp er dan kinderen in, terwijl
men met trommel‐lawaai hun geschrei overdonderde, verdoofde.
Het holle Molochbeeld van de Kartagenen had, volgens Dioscorus van
Sicilië, de armen uitgestrekt. In het beeld maakte men vuur tot het
gloeide en dan legde men hem als offer een kind in de armen, dat
spoedig tot as was verteerd.
Een oud oosters kornalijnen skarabee‐beeldje stelt Moloch voor met de
kop van een stier en gezeten. Het Molochbeeld te Ammon – hij was de
hoofdgod van de Amonieten – was met een gouden kroon versierd,
toen de stad veroverd werd door David (II Sam. 12, 30).
De stralen waarmee K. te Gadara de kop van Moloch omringd zag zullen
dan waarschijnlijk die kroon hebben moeten verbeelden.
Straks beschrijft K. een beeld van Beëlzebub, alsook de praktijk van de
heidenen om zijn beeld met heilige kevers te vereren.
Wij zeggen hier vooraf een kort woord over dit gehaat insect om
aanstonds het verhaal beter te begrijpen. In het nabije Oosten werd dit
Fascikel 18
1246
|