background image
Jezus gaat naar Dion (= Dium).
731.
29 september = 8 Tisri. –
Terugblik op de dag van gisteren.
De heidenen, wier kinderen Jezus gisteren genezen had,
vroegen Hem waarheen zij zich wenden moesten en wat hun te
doen stond, aangezien zij de afgodendienst verzaken wilden.
-
Jezus sprak hun van de doop en gaf hun de raad
zich voorlopig nog rustig te houden en nog wat
geduld te hebben;
-
Hij beschreef God als een Vader, aan wie wij onze
lusten en ongeregelde begeerten ten offer moeten
brengen. Andere offers dan die van onze harten
verlangt die Vader niet van ons.
-
Hij verklaarde steeds duidelijker aan de heidenen
dan aan de Joden dat God onze offers niet nodig
heeft;
-
Hij vermaande hen tot berouw en
boetvaardigheid,
tot dankbaarheid jegens God voor zijn weldaden
en tot barmhartigheid jegens armen en
ongelukkigen.
In de Jodenstad sloot Hij nog de sabbat, nam een maaltijd en dan
begon de sabbat van de vastendag, ingesteld om de aanbidding
van het gouden kalf. Deze vasten valt jaarlijks op 7 Tisri (zoals
de joodse kalender het heden nog aangeeft), doch daar 7 Tisri dit
jaar op een sabbat viel, was de vastendag verplaatst naar 8 Tisri.
(Bemerk dat K. hier nogmaals een vastendag sabbat noemt; fasc.
13, nr. 432, voetnoot 194).
Fascikel 18
1248