meerdere tempels en strekt zich opwaarts uit; de Jodenstad is er
volkomen van afgescheiden. Het is niet vóór deze kant dat
Beëlzebub staat.
Waar Jezus vóór de stad aankwam, waren de loofhutten van de
Joden grotendeels al klaar, en in een van deze werd Hij door de
priesters en stadsoverheden met de gebruikelijke voetwassing en
welkomsverkwikking officieel ontvangen.
Hierna begaf Hij zich aanstonds naar de talrijke zieken, die onder
de loofhutten tot bij de stad lagen en stonden. De leerlingen
hielpen Hem en handhaafden de orde. Het waren zieken van allen
aard: lammen, stommen, blinden, waterzuchtigen, jichtigen; Hij
genas en vermaande er vele. Ook waren daar enigen, die
zich tussen driepotige krukken rechthielden; op die krukken
konden zij leunen, zonder op hun voeten te moeten staan, bijna
gelijk de loopstoelen die onze kinderen gebruiken.
Het laatst kwam Hij tot de zieke vrouwen, die nader bij de stad
plaats hadden genomen; zij leunden, lagen of zaten onder een
lange loverhut, die op een aardterras opgericht was. Deze aardwal
was met een fijn, schoon gras begroeid, dat van bovenaf als zacht
zijden haar omneerhing en waarop tapijten uitgespreid waren.
Verder verwijderd stonden verscheidene vrouwen die aan
bloedvloeiing leden; ze waren geheel in hun sluiers gehuld en van
de andere afgescheiden.
Ook waren daar enige melancholische zieken, die zeer somber en
paarsbleek zagen en nog verscheidene andere zieken.
Jezus sprak hen allen zeer liefdevol toe en genas de
ene na de andere; Hij legde hun ondermeer op, een
reinigingsbad te nemen en vermaande hen tot
uitroeiing van enige gebreken en zonden en tot
boetvaardigheid. Hij genas en zegende ook vele
kinderen, waarmee moeders tot Hem gekomen waren.
Fascikel 18
1253
|