background image
In dit visioen op het leven van de profeten zag ik ook de
geschiedenis van Elizeüs en de Sunamietin en vele andere trekken
en wonderdaden uit zijn leven, want hij heeft nog groter
wonderwerken gewrocht dan Elias (cfr. II Kon. 4 tot 8); hij was
fijner in manieren en kleding.
Elias was op en top een godsman, niet naar de zeden, regels en
gebruiken van de mensen; hij had in karakter, spreken en doen
veel weg van Joannes de Doper; zij schenen uit hetzelfde blok
hout gesneden (cfr. Mt. 17, 9-13; Lk. 1, 17).
Ik zag ook in verband met Elizeüs, hoe zijn knecht Giëzi, Naäman
de Syriër, die door Elizeüs van de melaatsheid genezen was,
achterna liep; dit geschiedde in de nacht, terwijl Elizeüs sliep; hij
haalde de genezene bij de Jordaan in en buiten het weten van zijn
meester vroeg hij hem om geschenken, en dit in de naam van zijn
meester (II Kon. 5). Ik zag ook dat de knecht de volgende dag
gans gerust als wist hij van tuiten noch blazen en als was hij
onschuldig als een engel, aan houten schermwanden arbeidde; ze
moesten dienen voor het maken van cellen en ik zag dat Elizeüs
hem onder dit werk kwam vragen: “Waar ben je deze nacht
geweest?” Zonder het antwoord af te wachten zegde hij hem op
de man af al wat hij gedaan had en voorspelde hem dat hij en zijn
nakomelingen (van Giëzi) melaats zouden worden.
***
Van haar kant zegt de H. Hildegardis: “…En nu nog bestaat, tot
verkwikking van de zalige geesten, het paradijs als een plaats van
geluk, met zijn bloemen en planten in hun eerste frisheid en
ongereptheid, met zijn zoete reukwerken en geurige kruiden en talloze
schoonheden;
het paradijs deelt aan de dorre aarde een overvloed van vruchtbaarheid
en levenskracht mee, zoals de ziel de vitaliteit aan het lichaam, want
het heeft niet opgehouden op de aarde in te werken, niettegenstaande
de verblindheid en het bederf die er heersen ten gevolge van de
zonde.” (Vie d’A.C.E. I, 199).
Fascikel 18
1263