-
In de middelste rij zaten Jezus, de leerlingen, de priesters en
burgers van de stad in talrijke groepen.
-
In de ene rij ter zijde zaten de vrouwen, en
-
in de andere de schoolkinderen, jongens en meisjes
gescheiden, uit drie klassen uit het hele gewest. De leraars
zaten bij hen en elke klas had haar zangers. Met kransjes
versierd gingen deze kinderen met fluiten, rinkelbellen en
harpen spelend langs de tafels.
Ook zag ik dat de mannen palmtakken, waaraan kleine, ratelende
knoppen waren, en wilgentakken met smalle bladertjes, en takken
van een zeker boompje dat men bij ons in potten of bakken
kweekt, in de hand hielden.
Mijn medezuster Söntgen had drie zulke stammetjes in potten; het
boompje had zeer kleine, fijne bladertjes en was opvallend geel,
maar dáár werd het boompje wel zo groot als een laurier.
Het waren myrte-boompjes, maar bij ons noemt men ze anders.
(Waarschijnlijk waren de boompjes van K.’s medezuster, doet
Brentano opmerken, zo geel omdat ze ziek waren.)
In de andere hand droegen zij een mooie gele appel; mij dunkt
gehoord te hebben dat zulk een appel ‘Esrog’ heet; zij schudden
Fascikel 18
1284
|