background image
afgezonderde ruimte kan maken (8) (7).
Een paar schreden verder naar achter bevindt zich een rij zeer
schone zetels voor de priesters en in het midden een ietwat hoger
zetel (misschien op een podium) voor de leraar (5, 5).
Achter deze zetels staat een reukaltaar (4), waarboven een
opening in het dak is, en achter dit altaar aan het einde van het
gebouw staan de tafels waarop de giften geplaatst worden.
Beneden (onder dit hoger achtergedeelte en onder de zuil) is in
het middengedeelte van de synagoge de plaats van de mannen (2),
volgens hun klassen. Links even hoger is de plaats van de
vrouwen (12); ze is met tralies afgezonderd (cfr. fasc. 4, nr. 98,
voetnoot 209 en fasc. 10, nr. 252, voetnoot 70).
Rechts is de plaats van de schoolkinderen, volgens hun klassen en
geslacht gescheiden en afgezonderd (14, 15).
Het hele feest van heden was een plechtigheid, die verzoening
beoogde met God en de mensen en vergezeld ging van een
zondenbekentenis die in het openbaar of in ‘t geheim geschiedde,
volgens ieders keus. Allen gingen rond het reukaltaar (4) en
offerden zoengiften; zij kregen ook een boete opgelegd en deden
vrijwillige beloften; het had veel gelijkenis met onze biecht376.
376 Gelijkenis met onze biecht. – De zondenbekentenis was een bij de Joden
van oudsher bekende praktijk; ze sproot zelfs voort uit de Wet.
Op de verzoendag beleed de hogepriester in algemene bewoordingen – de
formule is in de Talmoed bewaard – de zondeschuld van hemzelf, van zijn
familie en van het volk (Lev. 16, 21).
Dit boek zegt op meerdere plaatsen, na sommige misdrijven opgenoemd te
hebben: “Die zich schuldig zal gemaakt hebben aan een van die fouten, zal
zijn misdrijf belijden. Bovendien zal hij aan Jahwe voor de smaad Hem
aangedaan, voldoen door de offerande van een schaap of een geit en de
priester zal hem met Jahwe verzoenen.” (Lev. 5, 5; cfr. Num. 5, 6-7).
De hoofdstukken 4 en 5 en 6 van Levieten veronderstellen eveneens een
bekentenis van de daar genoemde fouten. Zonden tegen de naaste
moesten aan de verongelijkte beleden en goedgemaakt worden.
Bepaalde, concrete zondige handelingen zullen wel in het geheim beleden
mogen worden.
Fascikel 18
1292