background image
Jezus antwoordde dat de Geest Gods eerst in Babylon,
bij de rivier Chobar in hem gekomen was, toen hij iets
moest verslinden. Jezus bracht de Farizeeën tenslotte
geheel tot zwijgen. (Hierbij kreeg K. het grote visioen van
Ezekiël geheel te zien, maar kon het niet verhalen. Zie Ezek. 1-2,
8-9; 3, 1-3).
In de volgende voetnoot zegt K. dat dezelfde Farizeeën zich venijnig over
Ezekiël uitlieten, deze profeet verachtten en zeiden: “hij is een knecht van
Jeremias geweest en heeft in de profetenschool zeer verkeerde, duistere
dromen gehad, die falikant uitgekomen zijn, enz.”
Om al deze en meer andere redenen, minachtten zij hem.
Hoe treffend komt dit alles overeen met wat wij bij de exegeten over Ezekiël
lezen, b.v. in Dictionnaire historique de la Bible (Migne), bij de naam Ezekiël:
“De Joden hebben zich zeer misprijzend over hem uitgelaten;
ze hebben hem een dienaar van Jeremias genoemd en beweerd dat zijn
tijdgenoten hem bespot en uitgelachen hebben, zodat hij de bijnaam ‘zoon
van Buzi’, d.i. ‘zoon der verachting’ kreeg;
zij beschuldigden hem dingen geleerd te hebben die in strijd zijn met de Wet
van Mozes, b.v. inzake offeranden.
Hij leerde dat de kinderen niet de straf voor de zonden van hun ouders of
voorvaderen moeten dragen, terwijl de zonden, volgens Mozes, overgaan op
de kinderen en gestraft worden tot in het 3e en 4e geslacht.
Eenmaal beraadslaagde het Sanhedrin of zijn profetieën niet uit de lijst van
de geïnspireerde boeken geschrapt dienden te worden.
Dit voorstel beviel aan de meeste raadsleden en zou uitgevoerd geworden
zijn, was niet de rabbijn Chananias ben Ezekiah tussen beide gekomen met
het betoog dat veel tegenspraak weggewerkt kon worden en bovendien dat
weldra Elias op aarde zou weerkeren om het Messiaans tijdperk aan te
kondigen en dan alle problemen opgehelderd zouden worden.”
Dit betoog doet ons denken aan de Samaritaanse vrouw die eveneens in de
mening verkeerde dat de Messias bij zijn komst alle religieuze geschilpunten
zou beslechten.
Uitvoeriger wordt over deze Ezekiël-kwestie uitgeweid in de Encyclopaedia
Judaïca, Ezekiël, T. 6, kol. 1094. Dit punt wordt ook aangeraakt in D.B.
Ezechiël, col. 2159.
Uit dit alles is af te leiden hoe reëel en historisch juist de visioenen van onze
K. zijn. Wat zij echter meedeelt, zijn maar ‘trekken’.
Fascikel 18
1329