background image
zegen, nr. 25-26) gelegen had. Er is een mooi bronhuis boven
gebouwd.
In het midden van de stad ligt bij de bron een hoog, half verwoest
kasteel, met zeer grote, ledige vensters. Er staat een hoge, dikke,
ronde toren bij; hij is van boven plat en op dit terras, dat een
gaanderij en leuning heeft, staat een stang met een vaan. Aan de
vier zijden van die toren, op twee derde van zijn hoogte, hangen
aan vooruitstekende balken grote glanzende bollen uit de vensters.
Deze bollen die in de zon blinken, hangen in de richting van
verscheidene steden; ze hangen daar nog van Davids tijd af, tot
zijn gedachtenis; eens heeft hij zich hier met Mikol opgehouden,
en toen hij over de Jordaan naar het land Gilad vluchtte (I Kon.
18, 10 tot 19, 17?) heeft Jonatan hem hier door middel van deze
bollen allerlei tekenen gegeven om hem over de vervolging van
SaĆ¼l in te lichten. Dit deed hij door de bollen die David zien kon,
volgens afspraak nu zo, dan anders te hangen; ik meen dat hij er
ook eens een geschrift in legde, dat David hier kwam halen, doch
hoe deze geschiedenis ineenzit, weet ik niet meer duidelijk.
Evenmin herinner ik me nog klaar hoe met die bollen de richting
getoond werd.
772.
Te Salim viel Jezus een zeer goed onthaal te beurt. De arbeiders
die Hij bij de graanstapels aangetroffen had, begeleidden Hem
naar de stad en uit deze kwamen Hem burgers tegemoet; zij
brachten Hem en zijn leerlingen in een huis, wasten hun de voeten
en gaven hun andere zolen en klederen, tot de hunne uitgeschud
en gestreken zouden zijn. Ook gaf men vaak aan de reizigers
zulke klederen ten geschenke, doch Jezus nam ze in zulk geval
nooit aan; Hij had ook meestal een tweede rein kleed bij zich, dat
Hem door een leerling nagedragen werd.
Hierna brachten zij Jezus tot hun prachtige bron, waar zij Hem
een verversing aanboden. Rond de bron echter zag men reeds
talrijke zieken, ja, gehele straten waren in hun ganse lengte ermee
afgezet, en Jezus begon aanstonds, terwijl Hij tussen
Fascikel 18
1351