visvijvers boven elkander, die hun water uit dit riviertje
ontvangen. Ook zijn hier baden, die gewarmd kunnen worden.
Jezus was vergezeld van vele mensen, die Hij op zijn
wandeltocht in dit landschap onderrichtte.
Van hier kan men Ennon over de Jordaan zeer schoon zien liggen.
(Het ligt op een langwerpige heuvel waarvan de hoogste top met
de leerplaats van Joannes 700 m bereikt.)
Op de andere oever waren ook mensen op wandel. Omstreeks de
middag gingen zij naar Salim terug. Daar kwamen verscheidene
Farizeeën uit een stad, die 2 uren westelijk van hier op een berg
ligt en tamelijk groot is.
(Bedoeld is Aroema, thans el-Ormeh, niveau 823 m, 3 uren ten
noordwesten van Salim, 4 km ten noordwesten van Akrabis).
Dichtbij die stad, zowat een uur ten noordoosten ligt in een hoek
verborgen een nieuwe stad (Fasaël), waar de deugdzame man
Jaïrus woont. Nog niet zo lang geleden heeft Jezus zijn dochter
van de dood opgewekt (op 12 februari ll., fasc. 12, nr. 406;
over Fasaël, zie fasc. 11, nr. 331, voetnoot 111).
Onder die Farizeeën was een broer van Simon de melaatse van
Betanië, die een van de voornaamste Farizeeën van de stad was.
Onder de aangekomenen waren ook Sadduceeën; zij waren heden
hier te gast, want het was een gebruik dat de leraren elkander
wederkerig in de dagen van Loofhutten uitnodigden. Ook van
nog andere plaatsen waren hier leraars.
Men hield heden een maaltijd in een openbaar feesthuis in Salim,
waaraan Jezus en al die leraren deelnamen; zij vreesden dat Jezus
op deze sabbat te Salim zou leraren (dus op de 19e oktober); zij
zagen er tegen op, vooral omdat de stadsbevolking hun niet
Van zulk een stuk grond 5 km noordelijker dan de plaats waar Jezus was,
zegt Guérin: “Tot bij Aïn Djozeleh volgden wij een effen vlakte, maar nu
ontmoeten wij enorme bodemgolvingen. Nu rijden wij te midden van
witachtige heuvelen, die de zonnestralen verblindend weerkaatsen. Een vrij
steile helling brengt ons op de oever bij het wad Damijeh.” (Sam. I, 238).
Fascikel 18
1353
|