background image
Hij herhaalde gehele zinsneden uit de sabbatlezing
van heden, sprak over hun vervalsen en verdraaien
van de eeuwige waarheden, van de geschiedenis en
tijdrekening van de oude heidense volkeren, b. v. de
Egyptenaren en Hij vroeg hun: “Hoe durft gij het aan
deze heidenen verwijten te doen, aangezien gijzelf
reeds in zulk een diepe ellende verzonken zijt dat gij,
wat U als het kostbaarst en heiligst overgeleverd is,
het woord van de Almachtige, waarop zijn Verbond
met uw heilige tempel gegrondvest is, als een fabel,
een verdichtsel, een vrucht van de fantasie, volgens
de gril en inblazing van uw eigenliefde en
eigenzinnigheid verwerpt.”
Jezus herhaalde nogmaals en bevestigde plechtig
Gods belofte tot Salomon en verklaarde: “In uw
zondige vervalsing en uitlegging van de Wet, daarin
zelf begint Jahwe’s bedreiging reeds in vervulling te
gaan, want waar het geloof aan zijn heiligste
en plechtigste beloften wankelt, daar wankelen ook
reeds de grondslagen van de tempel.”
Hij zei hun duidelijk: “Ja, de tempel zal afgebroken
en verwoest worden, daar gij aan de beloften niet
gelooft, daar gij het ‘Heilige’ (Jezus zelf, de Heilige
van Israël) niet erkent en niet heiligt! gij zult zelf
aan zijn verwoesting arbeiden en er zal geen deel
aan ongeschonden blijven; Hij zal verwoest worden
om uw zonden!”
(‘Het Heilige’ is een hebraïsme en betekent in deze en meer andere 
contexten; ‘de Heilige’, cfr. Lk. 1, 35; de Joden erkennen en 
eerbiedigen Christus niet; zij versmaden en verwerpen Hem 
integendeel!).  
Op deze wijze sprak Jezus en wel met zulke
aanwijzingen, gebaren en overtuigingskracht, dat
Fascikel 18
1360