lag het deel van dat woud dat het heilig bos More heet.
Daar sloeg Abraham het eerst zijn tent op en beloofde God hem in
een verschijning een talrijk nakomelingschap (Gen. 12, 7).
Er stond daar een grote boom, niet zo ruw als een eik; hij droeg
gescheiden mannelijke en vrouwelijke bloesems en vruchten
terzelfdertijd (fasc. 10, nr. 282, voetnoot 85); ik heb hem in het
land Basan beschreven (fasc. 17, nr. 708, begin).
Het is de boom waarvan zij de noten gebruiken om appels voor de
pelgrimsstokken te maken. Bij deze boom verscheen de Heer.
Ook hier heeft Jakob, alvorens van Sikem naar Betel af te reizen,
de afgodsbeelden begraven (Gen. 35, 4-5). Maar nu is hier een
andere boom gekomen; met zijn sap bereiden zij een drank.
(Waarschijnlijk een terebint waaruit de terpentijnolie getrokken
wordt; de juiste plaats van de oude fameuze boom of groep
bomen is onbekend; gewoonlijk veronderstelt men hem dicht bij
Sikem naast het stadsgebied).
Er ligt vóór het woud, noordelijk in de vlakte (versta: aan de
noordkant van een westwaartse uitsprong van het woud) een stad
ter gedachtenis van Abrahams verblijf; er moeten nog
overblijfselen van bestaan; ze ligt ongeveer 3 uren ten noorden
van Aroema (of beter 10 km) en twee ten noordwesten van
Fasaël; ze heet Taänat-Silo. (We menen er dicht bij te zullen zijn,
wanneer wij Taänat-Silo met het huidige Salim identificeren).
Fascikel 18
1369
|