Oorsprong, bezigheden, karakter van Judas.
799.
Judas Iskariot kon toen een man van 25 jaren zijn. Hij was van
middelbare grootte en niet lelijk; hij had zwart haar; zijn baard
was rosachtig. Op zijn klederen was hij zeer net, fijner en meer
verzorgd dan de doorsnee-Jood; hij was spraakzaam, gezellig en
dienstvaardig en deed zich gaarne voor als een man van gewicht.
Hij vertelde graag, maar dan met het air van iemand die het goed
weet, over grote figuren en heilige mensen en waar men hem niet
kende, was hij verwaand en onbescheiden. Indien hij echter door
iemand die het beter wist, van onwaarheid overtuigd werd, dan
trok hij zich verlegen terug. Hij was eer-, rang- en geldgierig; hij
was altijd op goed geluk uitgetrokken en verlangde naar
bekendheid, naar een hoge positie, een betrekking, naar eer en
geld, zonder dat hij zich van al die gevaarlijke ambities duidelijk
en eerlijk rekenschap gaf.
De verschijning van Jezus trok hem buitengewoon aan; immers de
leerlingen werden onderhouden en hadden een bestaan; de
schatrijke Lazarus deed mee en steunde de zaak van Jezus; men
geloofde dat Hij een rijk tot stand zou brengen; men noemde
Jezus koning, de Profeet van Nazareth, ja, de Messias.
Jezus’ wonderen en wijsheid vervulden ieders mond.
Judas vatte dus een vurig verlangen op een leerling van Jezus
genoemd te worden en aan zijn heerlijkheid, die hij voor een
wereldlijke hield, eenmaal deel te hebben; hij had reeds lang
overal inlichtingen over Hem ingewonnen en de laatst vernomen
nieuwtjes over Hem verder verspreid. Aan verscheidene
leerlingen had hij zijn verlangen kenbaar gemaakt en nu was het
zover gekomen, dat hij hier in Jezus’ nabijheid was; hij was een
soort halve geleerde zonder vaste betrekking en verlangde daarom
des te meer deel uit te maken van het gezelschap van Jezus. Ook met
rekenen en handel had hij zich bezig gehouden en met zijn
vermogen dat hij van zijn natuurlijke vader geërfd had, liep het
ten einde.
Fascikel 18
1403
|