van de huiden der geslachte dieren heidense slaven en ook nog
andere geringe mensen van geminachte volksrassen
gebruiken (b.v. afstammelingen der oude Kanaänieten), die ook te
Meroz wonen, doch afgezonderd. Hier te Iskariot is niets dan
leertouwerij en het schijnt mij toe dat de meeste huizen hier
eigendom zijn van de oom van Judas, de oude Simeon.
Judas opnieuw uitgebeeld.
810.
Judas was zijn oude oom zeer gedienstig en hem nuttig in zijn
lederhandel. Nu zond de oom hem eens met ezels uit om ruwe
huiden te kopen, dan weer met bereid leder naar de zeesteden;
hij was een bekwaam en listig makelaar en onderhandelaar.
Hij was thans nog geen booswicht; had hij zich in kleine zaken
overwonnen, het ware nooit zover met hem gekomen.
De H. Maagd heeft hem zeer dikwijls gewaarschuwd; hij was zeer
onstandvastig; hij kon een hevig berouw hebben, maar helaas! het
was niet duurzaam. Steeds zat het wereldse rijk hem in het hoofd,
en hoe onzekerder, hoe problematieker hem dit werd, des te
begeriger begon hij geld te ontvreemden en te verzamelen.
Eens hoopte hij een goede slag te slaan, maar hij was ten zeerste
stank die dit bedrijf verspreidt, woonden de leerlooiers in afgelegen
afgezonderde wijken. Dit beroep beschouwden de Joden als een
verachtelijke en bijna onreine bezigheid.” (D.B. Corroyeur).
Fascikel 19
1421
|