background image
bij elkander over de Jordaan; het grensde aan de zuidoostzijde van
het woud Efraïm en lag niet ver van Gaser of Jaser (thans Kh. Sâr;
cfr. fac. 17, nr. 686, voetnoot 332).
Op dit buitengoed had Joakim zich voor het gebed afgezonderd,
toen hij (om de opgelopen belediging) zo neerslachtig van de
tempel kwam en hier ontving hij het bevel naar Jeruzalem te gaan,
waar Anna hem onder de gouden poort ontmoette410.
822.
Van zijn herberg, waar Hij overnacht had, ging Jezus nog een
paar uren meer noordelijk naar Endor, zonder er nochtans binnen
te gaan; Hij bleef vóór de stad bij een herberg in een rij huizen,
die bergopwaarts lopend zich bij Endor aansloot.
Hij onderrichtte de vele mensen die zich welhaast, op
de uitnodiging van de leerlingen, rondom Hem
bevonden. Ook bezocht Hij op het verzoek van de mensen
enige huizen en genas er de zieken; ook verscheidene die
Hem uit Endor zelf werden aangebracht. Onder de laatsten waren
heidenen die zich op een zekere afstand hielden.
Ook kwam uit Endor een heiden tot Jezus met een zoontje van
zowat 7 jaren; het had een stomme duivel in zich en was dikwijls
moeilijk te beteugelen. Toen de man tot Jezus naderde, werd het
kind onstuimig, rukte zich van zijn vader los en kroop en verborg
zich in een spelonk van de berg. (In de kleine Hermon zijn er
vele, vooral bij Endor).
410 Bij wat reeds tussen haakjes staat voegen wij nog het volgende.
De uitdrukking ‘Jizreël vóór Endor’ is bevreemdend, daar de afstand rond of
over de berg méér dan 2 uren is en een berg tussen beide plaatsen ligt.
De zienster wil zeggen: “Jizreël waar Jezus kwam of voorbijtrok, eer Hij te
Endor kwam.”
Deze uitdrukking zal nog terugkeren; ze kan ons echter hier niet op een
dwaalspoor brengen, daar de ligging van beide plaatsen met zekerheid
bekend is.
Fascikel 19
1445