background image
zonder bestaansmiddelen; zij was nog niet oud, struis en dik en
breed van borst; ik zag dat haar man met een marionettenkast op
de rug rondtrok om aan soldaten en ander gespuis allerlei
goochelspelen te vertonen (cfr. fasc. 9, nr. 239, voetnoot 52).
Toen Saül bij haar kwam, was hij reeds half wanhopig;
de heks weigerde op zijn verzoek in te gaan; zij vreesde dat hij
haar bij Saül, die de toverij bestreden en het wettelijk verbod der
toverij geürgeerd had, zou aanklagen. (Hij had de
geestenbezweerders en waarzeggers verdreven uit het land, zegt I
Sam. 28, 3). Maar Saül zwoer haar bij hoog en laag dat dit niet
zou geschieden. Toen leidde zij hem uit haar kamer, die er
fatsoenlijk uitzag, in een kelder.
Saül verlangde dat zij voor hem Samuels geest zou oproepen.
Hierop trok zij een kring om Saül en zijn gezellen, schreef tekens
om de kring en spande draden van bonte wol in allerlei figuren
vóór Saül heen en weer. Zij stond tegenover hem en had nog een
zijruimte naast zich. Vóór haar was een bekken met water in de
bodem415 en zij had daarbij platen als metalen spiegels in de
handen, die zij naar elkander en boven het water bewoog.
Zij sprak ondertussen woorden uit en riep enige malen zeer luid
en ze had ook tot Saül gezegd door welke opening van de
gespannen en gekruiste draden hij zien moest.
Zo kon zij door duivelse kunsten allerhande krijgsoperaties,
gevechten en gestalten doen verschijnen; zij wilde nu ook aan
Saül zulk een verblindend goochelspel voortoveren.
415 Bekken met water. – Bij waarzeggerij werd gewoonlijk water gebruikt.
Wij lezen in Keulers ‘Bijbelse Geschiedenis’:
“Men goot water in een beker en trachtte daarin de gestalten en beelden van
toekomstige gebeurtenissen te zien; of men wierp goud, zilver of edelstenen
of gistende vloeistof in water om de daardoor veroorzaakte verschijnselen en
bewegingen na te gaan; of men goot een gedeelte van de inhoud uit om de
figuren van de vloeistof te beschouwen.
Zulke waarzeggerij werd veel beoefend in de heidense oudheid.” (blz. 87;
cfr. later nr. 937).
Fascikel 19
1456