tempel. Dit alles samen maakte de wonderlijke, vermaarde stad
uit.
De Joden in het stadje daarvóór deden goede zaken met dit
garnizoen; zij maakten allerlei lederwerk, paarden- en
soldatentuig en waren tevens deels bezitters, deels opzichters en
bestuurders van dit ongewoon vruchtbaar gewest429, want van hier
429 K. roemt de grote vruchtbaarheid rond Gischala (nrs. 936, 939).
Dit doet ook V. Guérin van de omgeving van Sjadjarah: “Het dorp is
omgeven door tuinen, die met granaat-, olijf- en vijgenbomen beplant en
door cactushagen beschermd zijn.” (Gal. I, 183).
Fascikel 19
1484
|