background image
De zienster beschrijft de haat van Gischalenen tegen de Sadduceeën 
met zulke zwarte kleuren, en de verdrukking die ze ondergingen als 
zo knellend, dat men moet geloven dat zij erger te keer gingen dan 
de mensen te kwellen in hun geweten.  
838.
Jezus ging met zijn leerlingen in het dorp bij de synagoge-overste
overnachten; Hij leerde daar nog in het voorhof; men
bracht Hem ook enige zieken aan, die Hij genas, ondermeer
een oude, waterzuchtige vrouw.
De synagoge-leraar was een deugdzaam en onderlegd man; de
mensen van hier hadden een grote afkeer van de Farizeeën en de
Sadduceeën en hadden zichzelf deze leraar aangeschaft; zij
hebben hem ver in het rond en ook naar Egypte laten reizen (om
zijn kennis te volmaken).
Jezus sprak nog lang met hem en met de leerlingen,
en de man bracht weer – wat dikwijls gebeurde – het gesprek op
Joannes; hij was vol lof over hem en vroeg Jezus waarom Hij,
indien Hij zo verlicht en machtig was, gelijk het bleek en het
Een spreuk van deze Antigonus – ze doet denken aan wat K. hier zegt –
luidt: “Volgt de dienaar niet na, die zijn meester slechts dient voor het loon,
maar wel hem die geen loon op het oog heeft.”
Een zeer verheven grondbeginsel dat echter door misvorming een
verderfelijk princiep kan worden.
Inderdaad, volgens de Sadduceeën is de ziel sterfelijk en houdt op te
bestaan met de dood van het lichaam.
Dus voor de mens geen toekomstig leven; hij heeft geen loon te verwachten.
Om praktische redenen hielden de Sadduceeën toch dat men God moet
dienen en streng de geschreven Wet onderhouden, (niet echter de farizese
toevoegingen). Neem bijvoorbeeld ‘de tienden’. Waar de Sadduceeën de
macht in handen hadden, zullen zij deze ongenadig opgeëist hebben.
Volgens rabbi Nathan waren leerlingen van Antigonus:
-
Sadok, die zijn naam aan de Sadduceeën gaf, en
-
Boëthos, vader van de sekte der Boëthosiërs (cfr. D.B. Sadd. c. 1338).
Fascikel 19
1487