gerucht de ronde deed, niets op touw zette om die prachtfiguur te
bevrijden.
In een mooie leerrede tot de leerlingen sprak Jezus
heden ook profetische woorden in verband met deze
stad.
Drie ijveraars moesten van Gischala uitgaan:
- de 1e was hij, voor wiens dood de Joden heden een
feest hadden, de stichter van de Sadduceeën;
- dan een toekomstige grote booswicht, Joannes van
Gischala, die hier in Galilea een noodlottige
oproer verwekt heeft en dan tijdens de belegering
van Jeruzalem gruwelijke wreedheden en
schanddaden gepleegd heeft – ik zag ook een andere die
hem zijn verachtelijkheid in het aangezicht verweet – en
- dan nog een 3e, die nu reeds leefde en die van de
verbittering en de haat tot de liefde zou overgaan
en ook hier krachtig voor de waarheid zou ijveren
en zo alles weerom goedmaken.
Deze 3e was Paulus; hij had hier het levenslicht
aanschouwd, doch zijn ouders waren naderhand naar Tarsus
verhuisd (wat ook door de H. Hiëronymus beweerd wordt).
Ik zag inderdaad dat hij na zijn bekering op zijn reis naar
Jeruzalem hier zeer ijverig het Evangelie gepredikt heeft; zijn
ouderlijk huis stond hier nog en was verpacht; het ligt aan het
einde van deze voorstad naar Gischala toe en bij dit huis sluit zich
een lange installatie aan, bestaande uit staketselwerk en kleine
huisjes als blekershutten, die zich bijna tot Gischala uitstrekken.
Zijn ouders moeten een fabricatie, ik meen, van lijnwaad gehad
hebben, dus een weverij.
Een heidens officier, met name Achias, heeft dit huis gepacht en
woont er thans ook in.
Fascikel 19
1488
|