background image
Jezus komt te Gabara.
842.
Jezus ging hierop van Gischala niet naar het naburige Betulië,
zoals ik te gauw veronderstelde; het schijnt mij altijd als woonden
in deze nu eenzaam afgelegen stad (Betulië) alleen maar
grafmakers; Hij liet de hoogte van Betulië links en ging in het dal
(Roemmaneh) noordoostwaarts tussen bergen, tot nabij de vlakte
waar de baden van Betulië liggen (b.v. tot in de buurt van
Nimrin).
Hier ging Hij nog ongeveer 3 uren verder (wat fel overdreven
moet zijn) en bereikte de nogal aanzienlijke stad Gabara.
Deze stad ligt aan de westelijke voet van dezelfde berg, in wiens
verscheurde zuidoostzijde het herodianernest Jotapata, waar Hij
onlangs was, wonderlijk verstoken ligt (zie fasc. 16, nrs. 635, 636,
637). Jotapata ligt van Gabara, als men rond de berg gaat,
nagenoeg een uur verwijderd.
(Nieuw kaartje voor de volgende periode van Jezus’ leven).  
aangrenzend grondgebied tot loon voor zijn diensten bekwam; hij heet
Livias.
De stad was toen volkomen verwoest, maar Livias herbouwde ze en lokte er
vele van zijn Tyrische landgenoten heen; dezen hebben sedertdien
bestendig daar gewoond en er waren daar slechts weinige Joden. Zo werd
Cydessa een heidenstad midden in Zabulon. Nu is Cydessa niet meer
zelfstandig met een eigen heer, maar er zijn nog heidenen in en er is een
grote stapelplaats of depot voor Tyrische koopwaren.
Ik heb deze stad altijd zeer liefgehad; ze ligt zo effen, open, luchtig en heeft
uitzicht op het heerlijk, vruchtbaar gewest rondom. Van hier zijn de eerste
heidenen naar de doop van Joannes getrokken (fasc. 10, nr. 265, midden).
Ook nu gaat men van hier naar Jezus’ prediking, die Hij binnenkort op de
berg bij Gabara wil houden.”
Fascikel 19
1496