background image
Gedurende zijn redevoering was Jezus naar het westen gekeerd;
naar die kant had de leerplaats uitzicht en ACHTER Hem stonden
geen mensen.
Hij bad, zegende allen en ontbond de vergadering.
Hij zei nu tot de leerlingen spijzen te kopen van de
mensen die er hadden, en ze aan de armen en
behoeftigen uit te delen. In het algemeen moesten zij alles
wat bijzondere personen konden missen, aankopen en aan de
armen uitdelen, ook om het zelfs naar huis mee te nemen; zij
moesten al wat men te veel had, verzamelen en dit hetzij met
blijde dankbetuigingen aanvaarden, hetzij het betalen en dan
uitdelen.
Een deel van de leerlingen stelde zich aanstonds aan het werk; het
merendeel van hen die voorraad hadden, gaven gaarne en anderen
verkochten gaarne. De meeste leerlingen waren hier in het gewest
bekend en deden het met grote liefde, en zo werden de armen
goed verzorgd en dankten de goedheid van de Heer.
De andere leerlingen gingen ondertussen met Jezus tot de vele
zieken, die aan de ene zijde van de weg, lager in een boezem van
de berg, te bed lagen. (Wat door bergboezem bedoeld kan zijn,
ziet men heel goed op het kaartje).
Fascikel 19
1515