De meeste Farizeeën en konsoorten keerden verslagen, geërgerd,
verwonderd en verbitterd naar Gabara terug en Simon Zabulon, de
bestuurder (hoofd – Vorsteher – van synagoge of stad?)
herinnerde Jezus nog eerst aan zijn uitnodiging op het avondmaal
in zijn huis; zo daalden zij dan in afwachting van de berg af, maar
onderweg, te laf om voor elkaar hun indrukken te laten blijken,
bedilden en kritiseerden zij Jezus onder elkander. Om strijd
laakten zij de persoon, de leer, de handelwijze van Jezus zodanig,
dat zij het zelf geloofden en nog eer ze de stad bereikt hadden,
hun gevoel van zelfgerechtigheid teruggewonnen hadden.
Magdalena en de vier andere vrouwen volgden Jezus aanstonds en
begaven zich onder het volk bij de zieke vrouwen en schenen daar
te willen helpen, zo goed als zij konden. Magdalena was zeer
ontroerd en de ellende die zij hier zag, ontstelde haar nog meer.
Jezus was eerst lang bij de mannen bezig; Hij genas
zieken van alle aard, en de lofzangen van de wegtrekkende
geheelden en van hun dienaars vervulden de lucht. Toen Hij met
de leerlingen tot de zieke vrouwen naderde, ontstond er een
gedrang in de menigte, doordat ze voor Jezus en de zijnen plaats
wilde maken, en hierdoor werden Magdalena en de H. Vrouwen
wat meer van Jezus verwijderd; zij nam nochtans elke
gelegenheid, elke opening te baat om nader bij de Heer te komen,
maar deze wendde zich altijd weer af.
Jezus genas ook enige afgezonderde,
bloedverliezende vrouwen.
Maar hoe was het de aangegrepen Magdalena te moede, haar die
niet gewoon was zoveel ellende te zien; welke herinnering, welke
dankbaarheid ontstond er in de ziel van Maria de Sufanietin, toen
6 vrouwen, 3 en 3 aan elkander gebonden, door zeer sterke
dienstmeiden aan lange doeken of riemen met geweld tot Jezus
werden getrokken?
Fascikel 19
1516
|