Jezus door Magdalena gezalfd.
853.
Nu begon reeds de avondschemering en van zijn leerlingen
vergezeld daalde Jezus naar Gabara af. (De plaats der zieken was
niet geheel beneden).
Groepen mensen en ook enige Farizeeën gingen vóór en achter
Hem. Door haar emotie nog geheel overheerst, zonder de minste
aandacht voor wat rondom haar voorviel, zonder met gewoonten
rekening te houden, had Magdalena zich bij de groep leerlingen
gevoegd en volgde Jezus met hen. Om harentwil sloten ook de
andere vier vrouwen zich aan bij de groep leerlingen; zij zocht
steeds Jezus zo nabij mogelijk te zijn. Daar dit nu voor de
vrouwen iets geheel ongewoons was (zie fasc. 15, nr. 543,
voetnoot 260), maakten enige leerlingen Jezus daar opmerkzaam
op, maar Hij wendde zich tot hen en sprak: “Laat haar
begaan, dit zijn uw zaken niet!”
Zo kwam Hij in de stad, en toen Hij het feesthuis naderde, waarin
Simon Zabulon de maaltijd had aangericht437, was het voorhof
weerom vol zieken en armen, die er in getreden waren, zodra zij
Jezus hadden zien naderen (cfr. fasc. 16, nr. 656, voetnoot 306).
Zij riepen Hem aan om hulp en Hij begaf er zich aanstonds
naartoe, vermaande, troostte en genas hen.
437 Hier zien wij Jezus te Gabara op een feestmaal, aangericht door Simon
Zabulon, op 23 Markeswan (= andere, na-exilische naam van de maand
‘BUL’ uit I Kon. 6, 38).
Welnu op deze datum vinden wij aangestipt in de Megillath Thaanith, oude
joodse kalender: “Gedachtenis van het feit dat Judas de Makkabeeër de
ontwijde altaarstenen op een geschikte plaats liet opbergen tot de tijd dat
een profeet zou komen zeggen wat er mee moest gebeuren.”
(I Makk. 4, 46).
Als wij nu K. horen zeggen dat ze niet meer weet waarover de Farizeeën
onder de maaltijd zo levendig redetwistten met de Heer, mogen wij
misschien redelijk veronderstellen dat het precies ging over dat onopgelost
probleem.
Fascikel 19
1518
|