background image
Nu Jezus langere tijd in zijn vaderland zal verblijven, het district 
doorlopen, het Meer bevaren, willen wij zo kort en zo duidelijk mogelijk 
de lezer een idee bijbrengen van de omgeving van Kafarnaüm, vooral 
van de landstreek en vlakte en het Meer Gennezaret.  (Het woord Meer, 
met een hoofdletter geschreven, betekent in dit werk altijd het Meer 
van Gennezaret).  
Langs de noordwestkust van dit Meer strekt zich over een lengte van 
bijna 5 km een vlakte uit van gemiddeld 3 km breed.   
Aan het noord‐ of noordoosteinde van de vlakte verheft zich een heuvel, 
waarachter volgt een veel kleiner vlakte of vallei, met name Tabiga, die 
men als een verlenging van de vlakte Gennezaret kan beschouwen.  
Afgezien daarvan spreekt men ook van een land of landstreek 
Gennezaret.  Misschien is bij Markus 6, 53 de uitdrukking ‘terra 
Genesareth’ in deze ruime zin te verstaan, hoewel men het ook anders 
kan verklaren.   
- Het LAND Gennezaret is niet nauwkeurig afgebakend, maar vaag kan 
men het beschouwen als een rechthoekig stuk grondgebied van 5 
uren lang en gemiddeld 3 uren breed ten westen van het Meer van 
Gennezaret.   
- De VLAKTE Gennezaret is er in begrepen; ze is er een onderdeel van.   
In het noorden kan men dit gewest doen reiken tot de grens tussen 
Opper‐ en Neder‐Galilea, aan de voet van het hoger gebergte, een uur 
ten zuiden van Safed; in het zuiden tot de Tabor en Tarichea.  
De streek was en is bekend om haar grote vruchtbaarheid.  Over haar 
vruchtenrijkdom komt onze zienster niet uitgesproken, maar die 
uitbundige lof vindt men terug bij vroegere pelgrims die te voet of te 
paard het H. Land doorreisden.   
Alzo De Géramb, II, 203, 221, 223; Leroux, 182‐185; Mislin, III, 272, 274; 
Guide Bleu, 222‐226, enz.   
“Wij rijden,” zegt Portmans, “door een zee van koren dat zich verheft 
tot de borst van onze paarden.  Ik verwonder mij over deze 
vruchtbaarheid hier ten westen van het Meer.  De landerijen worden 
weinig beploegd, de akkerbouw is nog primitief en dezelfde als ten tijde 
van de aartsvaders, er is gebrek aan werkkrachten en aan bemesting en 
Fascikel 19
1529