background image
noordelijk de ruïne Koereibeh.  In dit dorp en meer westelijk bedekten 
de tuinen van Serobabel de heuvel.   
Ten noorden van Koreibeh strekt zich het ravijn uit, dat zijn landhuis 
verbond met zijn arbeidersdorp.  In het ravijn of dicht ernaast werden 
teruggevonden: een grot van 60 m², steenmijnen (onder zijn werklieden 
en slaven telde hij steenhouwers) en een in de rots gehouwen oliepers.   
Dit dorp, dit ravijn, enz. zijn uitvoeriger beschreven in fasc. 16, nr. 612, 
voetnoot 292 en nr. 624, voetnoot 294.  
De leerberg en ziekenplaats van de heuvel, waar Jezus zo dikwijls 
massa’s mensen toesprak en massagenezingen deed, veronderstellen 
wij terecht op een ruime effen plaats die op een hoogte van 75 m de 
heuvelhelling onderbreekt en een soort kleine diepte vormt van meer 
dan 1 km lang en breed.  Overeenkomstig haar uitzicht of vorm heet ze 
MERDJ (vl. ‘meers’) Tebat.   
Hogerop wordt de heuvel steenachtig, rotsig, onvruchtbaar, stijgt vlug 
omhoog en bereikt weldra een hoogtepunt van 217 m.  
Achter de rots Oreimeh komt men in de verlenging van de VLAKTE 
Gennezaret.  Deze kleine vallei is ook door bergen amfitheaterā€vormig 
omringd, is langs de kust 1100 m lang en dringt 800 m diep het land in.  
Fasc. 9 geeft in nr. 209 een mooi kaartje van deze vallei (zie hierna).   
 
In de legenda bij dat kaartje vindt men er menige bijzonderheid over;  
wij voegen er hier andere of nadere bijzonderheden aan toe.   
Nu heet dit dal Tabiga, naam die het kreeg van de groep van 7 bronnen, 
die in de oosthelft van het dal ontspringen.  
In dit dal mondt de wadi Djamoes uit en ontvangt op dit punt een 
zijwadi, nl. het ravijn van Serobabel.   
Dit dal van west naar oost doorkruisend treft men aan: de genoemde 
wadi Djamoes en op haar overzijde de ruïne van een kerk uit de 5e eeuw, 
gebouwd op de resten van een oudere kerk, die reeds bestond in de 4e 
eeuw, nl. in 350.   
De opgegraven vloermozaïeken in deze kerk wekten de grootste 
verbazing, want nergens in Palestina werden er teruggevonden, die niet 
alleen kunstig, maar zo fris, zo nieuw en glanzend waren als deze.   
Fascikel 19
1533