Toen vielen de schilfers van de melaatsheid van de man af, en
Jezus beval hem zich door de priesters te laten
bezichtigen en de voorgeschreven offeranden aan te
bieden (Lev. 14, 2, enz.) en er verder niet meer over te
praten. Toen ging die man, die in de stad algemeen bekend
was, tot de Farizeeën en liet zich onderzoeken of hij genezen was;
het stemde hen zeer toornig; zij onderzochten hem nauwlettend en
moesten hem voor genezen verklaren en vrijspreken, maar het
kwam tot zulk een gekijf tussen hen, dat zij hem bijna van zich
weg stootten.
Jezus bij vrouwen uit Naïm.
859.
Jezus sloeg de straat in, die naar het stadscentrum leidde; hierheen
had men immers vele zieken gebracht en ook met bezetenen
kwam men aan en Hij bewerkte bijna een uur lang vele
genezingen; de zieken lagen op een plaats, meest rondom een
bron (waarschijnlijk vijver), waar hutten stonden.
Hierna begaf Jezus zich met meerdere leerlingen buiten de stad en
door het dal (door de vlakte Gennezaret), ongeveer 1,5 uur ver, in
de bergengte boven Magdalum (aan de noordvoet van de hoge
berg, waar het niveau reeds veel hoger is dan te Magdalum), niet
ver van Damna, waar (in de engte) een openbare herberg was.
Hier wachtten op Hem verscheidene vrouwen, die met Hem
begeerden te spreken.
Het waren:
- Maroni, de weduwe van Naïm,
- de heidin Laïs van Naïm en haar twee dochters Sabia en Atalia,
die Hij, te Meroz zijnde, allebei uit de verte, terwijl zij te Naïm
waren, van de duivel bevrijd had;
- ik weet niet meer welk een andere vrouw er nog bij was.
Fascikel 19
1545
|