background image
Laïs en haar twee dochters Sabia en Atalia waren reeds te Naïm
Jodinnen geworden en hadden vóór de priesters het heidendom
afgezworen. Bij deze handeling dienden de priesters een soort
van doopsel toe, dat nochtans slechts in een besprenkeling met
een kwispel bestond440, en daarenboven uit verscheidene
reinigingen. In zulk geval werden bij de Joden ook de vrouwen
gedoopt, doch bij Jezus’ en Joannes’ doop niet vóór Pinksteren.
Met deze vrouwen hier had Jezus allerlei
besprekingen, waartoe te Kafarnaüm de tijd zou ontbreken,
over hun plannen en toekomstige gedragingen.
Buiten Maroni vierden zij alle de sabbat te Damna, omdat zij te
vermoeid waren om nog vóór de sabbat naar Kafarnaüm te gaan.
Jezus onderrichte en troostte ze en nam met hen en de
leerlingen enige spijzen die zij meegebracht hadden. Daarna ging
Hij met de aangekomen mannen en de leerlingen ten sabbat naar
Kafarnaüm terug en de vrouwen gingen naar Damna.
Feit is, wanneer in fasc. 20, nr. 889, het doopsel van de jeugdige Jefte wordt
verhaald, dan zal Tomas fungeren als peter; en nog een drietal jaren later,
als Sint-Tomas naar het land van de drie koningen zal reizen, dan is Jefte
weerom in zijn gezelschap (zie fasc. 35, nr. 2275).
440 Reeds was er sprake van een dopen door besprenkeling in fasc. 17, nr.
676, voetnoot 327, in de bespreking van een tekst uit Jesaja.
Een andere voorname tekst is Ezek. 36, 25, waar wij lezen:
“Dan zal Ik u besprenkelen met zuiver water, waardoor gij zult gereinigd
worden van al uw vlekken en ontdaan van al uw nietswaardige goden.”
“Lang vóór Jezus”, zegt een exegeet, “bestond het doopsel bij de Joden; zij
doopten immers de proselieten, zo vrouwelijke als mannelijke; meer bepaald
werden de vrouwen gedoopt door besprenkeling of besproeiing.”
Fascikel 19
1547