de straat vóór het huis van Maroni was in heel haar lengte met
lange rijen van zulke zieken afgezet. Jezus genas er een deel
van ‘s morgens en herstelde ook de vrede in een
aantal gezinnen.
Verscheidene vrouwen kwamen Hem namelijk vragen of Hij hun
geen scheidingsbrief kon geven; zij deden met misbaar hun
beklag bij Hem over hun mannen met wie zij niet konden leven,
maar dit was een hinderlaag van de Farizeeën. Daar dezen, door
zijn wonderen beschaamd, hier niets tegen Hem konden uitrichten
en niettemin al zijn handelingen met nijd en verbeten woede
gadesloegen, zo hoopten zij Hem nu tot uitspraken die de
echtscheiding betroffen, te brengen, om Hem op grond van valse
leer als een dwaalleraar te kunnen aanklagen.
Maar Jezus zei tot de klagende vrouwen: “Breng Mij
een kom melk en een kom water, dan zal Ik u
antwoorden.” Zij gingen en kwamen uit een naburig huis met
twee schalen, de ene vol melk, de andere vol water. Jezus goot de
melk en het water dooreen en zei: “Scheidt Mij dit, zodat de
melk weer alleen en ook het water alleen is, en dan
zal Ik u scheiden!”
Daar de vrouwen wedervoeren dat Hij een onmogelijke zaak van
hen verlangde, sprak Jezus dat zij van Hem hetzelfde
verlangden, een even onmogelijke zaak en Hij weidde
hierop uit over de onontbindbaarheid van de echt,
verklarend dat Mozes alleen om de versteendheid en
ontaarding van de mensen de scheiding
gelegaliseerd had (cfr. Mt. 19, 3-10; Mk. 10, 1-13). Maar
gans gescheiden konden zij niet worden, want zij
waren één lichaam en één vlees; en ook wanneer zij
niet tezamen leefden, moest de man de vrouw en de
kinderen toch onderhouden en geen van beide mocht
hertrouwen.
Fascikel 20
1573
|