background image
-
de Romeinse hoofdman Achias en
zijn genezen zoontje Jefte van Gischala (nr. 841);
-
de honderdman Kornelius en
zijn geheelde gele slaaf (nr. 858);
-
ook verscheidene van zijn dienstboden en meer andere
heidenen uit Opper-Galilea.
-
Verder een donkerkleurige slaaf van Serobabel of van
Kornelius,
-
ook de 5 tollenaars van Megiddo, en
-
nog een aantal jongelingen,
onder wie Joses, de neef van Bartolomeüs (nr. 860);
-
ook al de melaatsen en bezetenen die hier onlangs genezen
werden en
-
tenslotte de 2 jonge mannen of schriftgeleerden, die
gisterenavond na de synagogedienst door Jezus van hun
melaatsheid genezen waren (nr. 886).
889.
Deze laatsten zagen er nog ellendig uit; zij waren weliswaar niet
meer gezwollen en dik en hadden ook geen zweren meer, maar
hun aangezicht was nog ingevallen en afgeteerd; hier en daar waar
de roven afgevallen waren, glansde het zwartgeel; de huid was op
vele plaatsen ruw en schilferde nog af.
Alle dopelingen hadden grauwe wollen boeteklederen aan en op
hun hoofd hing een vierhoekige lijkdoek (misschien wel de
gebedsdoek, die men onder het bidden, vooral ‘s morgens in de
synagoge, op hoofd en schouders hing).
Jezus onderrichtte en bereidde de dopelingen voor.
Daarna gingen zij in de loofhut, waarin zij in de kamertjes, ieder
apart, de boeteklederen aflegden en het doopgewaad aantrokken;
dit was als een lang en wijd wit hemd; zij hadden nu het hoofd
ontbloot en de schouders met een lijkdoek behangen; zij gingen
Fascikel 20
1611