background image
Beschouwing van Brentano.  
De zienster zag heden niet de genezing in het gedrang onderweg van de 
vrouw die aan bloedvloeiing leed; deze genezing had volgens de H. 
Markus en Lukas plaats tussen het verzoek van Jaïrus om hulp voor zijn 
dochter en de opwekking.   
De genezing van die vrouw heeft K. in ‘t geheel niet gezien, ook geen 
gedrang van de menigte onderweg of tijdens de genezingen heden 
morgen op de markt, wel echter een weinig bij het huis van Petrus.   
K. herinnerde zich evenmin dat de zieke vrouw met of tussen andere 
zieken genezen werd, en onder deze genezingen waren er geen 
opvallende, maar alleen gewone.   
Aan deze verklaring voegde K. nog toe dat zij voortijds die genezing 
gezien had in haar visioenen op de zondag‐evangeliën en daarbij de 
verklaring bekomen had van de woorden: “een kracht is van Mij
uitgegaan”.  
De uitleg van deze woorden gevend zegde Katarina: “De vrouw met de 
bloedvloeiing had gevoeld dat een goddelijke kracht in Jezus was; zij had 
lang met groot verlangen die kracht aangeroepen en dan zijn mantel 
aangeraakt met de vaste hoop door die goddelijke kracht van Jezus 
genezen te zullen worden.  Dit werd haar redding en Jezus had het 
gevoeld dat een werking of kracht van Hem uitgegaan was.”  
Die aan bloedvloeiing lijdende vrouw was Zr. K.E. goed bekend, want zij 
had reeds vroeger gesproken over het gedenkstuk dat die vrouw voor 
Jezus had opgericht en over de genezingen die bij dit monument 
bekomen werden (zie fasc. 13, nr. 458, voetnoot 213, puntje b) 
beeldengroep te Cesarea).  
Fascikel 20
1617