background image
Zij vroegen Hem nu wat deze gelijkenis betekende en waarom Hij
in gelijkenissen sprak en Hij verschafte hun de verlangde
uitleg.
K. herinnerde zich hier de passage uit Matteüs 13, 1-24, doch niet
het vervolg daarvan, dat Brentano haar eveneens voorlas, waarop
zij dan zei: “Dit heeft Hij gedurende de overvaart gedaan; het kon
4 uur in de namiddag zijn.”
Ik meen dat ook de roeping van Matteüs nu wel zal plaats hebben,
want ik heb hen zien landen tussen het dal van Gerasa en
Betsaïda-Julias. Eerst steeg men nog over een hoogte en dan
liggen de woningen van de tollenaars achter elkander.
(Zie kaartje hierna; het bedoelde dal komt uit de buurt van Gerasa, 
maar schijnt wel te moeten onderscheiden worden van het eigenlijke 
dal van Gerasa.  Inzake rivieren en waterlopen is zij minder 
betrouwbaar, zie VOORREDE, nr. 11).   
Ook heb ik gehoord dat Hij onderweg zei: “zij zullen
zich aan Mij ergeren.” Ik meen omdat Hij de tollenaar
Matteüs tot leerling zal nemen.
De volgende dag zei de zienster:  
Toen Jezus hier aanlandde, was het ten hoogste 5 uur; zij moesten
dus vroeger afgevaren zijn. Van de oever liep een weg direct naar
de huizen van de tollenaars, en de 4 tollenaars die bij Jezus waren,
sloegen hem in. Maar Jezus sloeg rechts af en ging met de
leerlingen een andere weg op langs de oever, zodat zij Matteüs’
huis op enige afstand (links) hadden. Deze oeverweg splitste zich
en een vertakking liep naar de tolplaats van Matteüs; toen Jezus
deze zijweg wilde inslaan, bleven de leerlingen bevreesd staan.
Matteüs, vóór wiens tolhuis knechten en tollenaars zich met
allerlei waren bezig hielden, zag Jezus en de leerlingen van een
hoogte tot zijn huis naderen en trok zich uit schaamte in zijn
tolhuis terug. Doch Jezus ging er naar toe en riep hem naar buiten
Fascikel 20
1624