background image
Oogslag op Kafarnaüm en bepaalde personen.
900.
Kafarnaüm is nu veel levendiger dan voorheen. Ontelbare
mensen en ook vreemdelingen trekken er heen ter wille van Jezus;
het zijn zowel tegenstrevers als vrienden, maar vooral heidenen,
die zich bij Serobabel en Kornelius aansluiten.
Ik heb deze nacht (tussen 24 en 25 november) veel
bijzonderheden over Jaïrus en zijn dochter en over de
bloedverliezende vrouw te Kafarnaüm gezien, doch het meeste
daarvan ben ik weer vergeten. Slechts zoveel weet ik nog dat
Jaïrus’ dochter tot straf van haar ouders en verwanten, die zelfs na
de opwekking Jezus nog met een hooghartige glimlach
bejegenden, nog eens zal hervallen; dat Jezus haar nog eens zal
opwekken en dat bij die gelegenheid de genezing van de aan
bloedvloeiing lijdende vrouw zal plaats hebben.
Ik weet niet meer in hoever de dochter zelf zich medeplichtig
maakt, maar bij haar opwekking onlangs waren allen zeer lauw en
vooral de moeder gedroeg zich onwaardig.
De bloedverliezende vrouw is nog niet genezen; zij is al lang te
Kafarnaüm en raadpleegt de ene geneesheer na de andere; zij is
zeer mager en uitgeteerd; zij is een heidin, weduwe van een Jood
van Paneas of Cesarea, de hoofdstad van Filippus. Nog steeds
bezit zij niet het volmaakte geloof en is onder de behandeling van
meerdere geneesheren (Mk. 5, 26). Doch nu is zij in kennis
gekomen met de H. Maagd, die de zieken gaat bezoeken en deze
heeft haar getroost en haar geloof vermeerderd.
Fascikel 20
1629