Hier werden geen zieken genezen, want met allen
was dit reeds gebeurd in de vorige dagen.
Ook de Farizeeën waren met hun eigen schip overgevaren en nu
luisterden zij vol haat en nijd geërgerd toe. De mensen hadden
spijzen meegebracht en aten in de rustpozen. Ook Jezus en de
leerlingen hadden vissen, brood, honig en kleine kruiken met een
sap of balsem, waarvan zij een weinig in hun water mengden.
Tegen avond keerden de mensen van Kafarnaüm, Betsaïda en
andere nabije plaatsen naar huis terug. Op het Meer lagen
schepen gereed om hen op te nemen.
Jezus en zijn leerlingen gingen een eind noordwaarts en
neerwaarts naar het Jordaandal toe (of naar een nevendal met
rivier, die aanstonds in het Jordaandal uitmondt).
Daar namen zij hun intrek in een herdersherberg.
In die omstreken weidden vele ezels en kamelen van de heidenen.
Jezus onderwees en bereidde de leerlingen steeds
meer en meer voor op hun toekomstige roeping en
apostolaat.
Ik heb een mededeling betreffende de bergrede bekomen, dat Jezus
nog 14 dagen over de acht zaligheden zal leren en daartussen de
sabbat te Kafarnaüm zal houden (nl. op 7 december; nr. 929 tot 980).
Hij zal ook naar OpperāGalilea gaan (nr. 961) en over een
zaligspreking wel 2 dagen leren. Daarin zal veel uit de profeten over
de Messias en zijn Rijk voorkomen.
De korte inhoud daarvan zal telkens vóór en na de lering aan de
leerlingen alleen gegeven worden.
Heden heeft Hij hun deze woorden uitgelegd: “Gij zijt
het zout der aarde.” (Mt. 5, 13).
Fascikel 20
1666
|